1810 november Donderdag 1. Heden kwamen de troupes uit de cantonnementen en de
officieren kregen biljetten in gehuurde kamers. Nu was alles vrij wel
geschikt. Het zal nu nog maar te bezien staan, of men goedschiks de
nodige gelden daartoe krijgen kan. En dat denk ik wel.
Ik had een zeer onaangename gewoording door een insolent briefje van
den heer van Doorn, geschreven aan den heer Stavorinus over de in
kwartiering ten zijnen huyze van den generaal Ronzou terwijl hij te
Parijs was, zijnde hij daarvan, wegens de ziekte van zijn vrouw, voorlede
saturdag terug gekomen. Hoezeer het mij niet direct regardeerde, betrof
het tog een gedeelte van de stedelijke administratie bij welke ik aan
't hoofd was. De relatie met hem, wegens het huwelijk van zijn zoon met
mijn dogter, dat mij zoo veel genoegen gaf, maakte, dat ik hierin niet
wel konde handelen als ik anders behoorde. Ik moest mij eigentlijk de
zaak aantrekken, zoo vriendschapshalve met den heer Stavorinus als
omdat ik de stedelijke administratie voor beledigen moest hoeden, zoveel
mogelijk. Temeer, daar er niets op te zeggen viel en de handelwijze van
den heer van Doorn bij uitstek insolent was. Dan, doe ik het, dan berok
ken ik mij zeer veel onaangenaamheid, die misschien op het geluk van
mijn kinderen redundeeren zal. Ik heb hierover wel een groten strijd
met mijzelfs, dog eigenbelang zal hier denkelijk, indien ik mijzelf meester
kan blijven, triumpheeren, daar mijn voornemen is, zolang doenlijk en
zolang ik zelfs niet geattakeerd word, lijdelijk te blijven. Met dat al
veroorzaakt mij deze zaak veel verdriet. Welk een beloning voor iemand,
die zonder eenige bijoogmerken alleen voor 't publiek werkt. De bewust
heid van zig niets te verwijten te hebben zal al wederom mijn plegtanker
wezen en zeg met Palamedes: Die zorgt en waakt etc. Eeuwige waar
heid!
Vrijdag 2. De Hollandsche Courant annonceerde ons heden het keiserlijk
decreet van Fontaineblau [van] 19 October houdende reglement voor
Zeeland en afgestaane landen, met bepaling van het montant der op te
brenge belastingen a 871 m. fr. Dit zal in veelen opzigte nogal wat
scheelen van de oude lasten. Evenwel, zolang men alles nog niet weet
mag men nog geen Ha! roepen. De vermindering van lasten zal nooit
in evenredigheid komen met de tiërceering der intressen. Ondertusschen
is het wonderlijk, dat het decreet van 13 september eerst alle de departe
menten van Holland zamenverenigd en wij nu daarvan gescheyden.
worden. Mij dunkt, dat Napoleon Holland nog altoos houden wil voor
een punt van negotiatie casu quo, maar dat hij de afgestane landen
nooit weer wil laten slippen!
162