1810 november Dingsdag 13. Nihil. De Fransche schepen zijn weer de Schelde opgevaren en liggen nu weer veylig en allengs veyliger nadat zij hoger op zul len gaan. Woensdag 14. De couranten melden de ziekte van den koning van Enge land, aan zijn oude kwaal. Het zal daar ook nog, vrees ik, aan stukken raaken. Donderdag 15. Nihil. Vrijdag 16, Saturdag 17. Nihil. Wel aanhoudende werkzaamheid, dog niets onaangenaams. Zondag 18. De couranten melden de officieele kennisgeving van den keizer van de zwangerschap der keizerin. Het schijnt, dat Napoleon alles welgelukt. Nu, hier is de Voorzienigheid weer werkzaam. Maar als het nu een meisje is! Maandag 19. Nihil. Dingsdag 20. Heden vernam ik van de prefect, dat de heer Bijleveld benoemd was tot maire en tot adjointen de heren Stavorinus en P. J. Boddaert. In den Municipalen Baad van 30 was ik mede benoemd. De installatie zou, de prefect liet dit aan mijn keuze, den 1 december plaats hebben. Ik had dezen dag voorgesteld om eerst nog eenige zaken aan den kant te doen en den boel in order over te geven. De prefect zeyde mij, dat het alleen was op mijn aanzoek, dat ik niet voorgesteld was. Ik bedankte er hem voor, er bij voegende, dat boven alle de redenen, die ik daartoe had, deze nog de voornaamste was, dat ik geen kans zag om de financiën der stad te beheeren volgens het project budget. En indedaad, dit komt mij ondoenlijk voor. En hoe iemand dat stuk durft aanpakken, hoe iemand het durft doen, die met de staat van zaken in de stad niet bekend is, begrijp ik niet. Maar Bijleveld zal als hij den boel aanvaard, al spoedig embarras ondervinden, of ik heb er geen kennis van. Maar zal hij 't wel op zig nemen? Enfin, dit zal zig nu ras beslissen. Hoezeer ik wel verlang na rust, vind ik tog bij mij een zekere onaan gename gewaarwording, wanneer ik denk, dat ik tog nog nuttig had kunnen zijn en nu mogelijk bij vervolg niets bepaalds aan handen hebben. Jaa, ik heb meer dan eens mijn verlangen te kennen gegeven om ontslagen te zijn, maar dit was dan ook al veel in ogenblikken van 164

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 212