onaangenaamheid, zoals veele geweest zijn. Maar nu is al veel, zeer veel, doorgeworsteld. En wanneer ik nu moest aanblijven gevoel ik, dat ik het mij zou kunnen getroosten. Evenwel, ik heb mij niets te verwijten met na rust verlangt te hebben. Mijn particuliere zaaken vereisschen dit. Zij zouden al te veel veragteren. En ik ben tog ook verpligt daarna te zien. Ik hoop, wanneer het zo ver zijn zal, dat ik mij maar altijd een bepaalde bezigheid zal kunnen geven. Dit geeft mij tog de meeste vol doening en rust aan mijzelf, evenzeer als het denkbeeld van niets te doen mij hinderlijk is. Maar het is met zaaken zoals met personen en daaron- trent is ook waarheid: in alles van pas te maken is ondoenlijk. Woensdag 21. Volgens aanschrijving van den prefect moest ik [mij] nu weer bezighouden met het formeeren van een octroi voor de stad, waarvoor op 't budget gebragt was 90 m francs. Nu, dit is geen onaan gename bezigheid, maar alweer op zijn Fransch: alles tout de suite en in zeer korten tijd. N.B. Voor den 25 dezer. Donderdag 22. Ik kreeg een visite van den heer Bijleveld, die mij communiceerde, dat hij [tot] Maire benoemd was. Het scheen hem gansch niet te bevallen en vleyde zig er spoedig af te zullen wezen. Stavorinus was nog minder in zijn schik over het adjointschap, van Boddaert vernam ik niet veel. Dezen scheen het te kittelen. Hoe de menschen het rooien is voor mij een raadsel!! Vrijdag 23. Vroedschap over 't octroy, waaruit een commissie benoemd wierd. Indedaad. Niemand trok het zig sterk aan. Als ik het er wederom niet breng komt het er niet. T'is ongelukkig als men altijd alles alleen moet doen. Saturdag 24. Nihil. Zondag 25. De positive tijding, dat het Fransch guarnisoen door Hol landers eerstdaags zou vervangen worden. Alweer dan nieuwe drukte over inkwartiering daar even alles in order is. En of wij beter zullen wezen met Hollandsche als met Fransche troupes, daar twijffel ik zeer aan. Vooral hebben deze bataillons die komen geen beste renommé. Maandag 26, Dingsdag 27, Woensdag 28, Donderdag 29 viel niets bij zonders voor en de voornaamste bezigheden waren die van 't octroy. Ik voorzag nu ook eerstdags mijne demissie en ik kan niet ontkennen, 165

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 213