gebrek wezen. Door de aanhoudende droogte en schoon weder met veel 1809 oktober oostewinden was het landwater weer gezakt tot bijna 13 duim op de peilpaal. Zondag 29. De Hollandsche schepen waaren enigzints weer na Holland geretireerd van Schelde. De koning van Holland word gezegt vrij ziek te wezen. Maandag 30. Heden vertrok Eyre Coote na Engeland. De generaal Don nam het commando over en vertrok van mij na de Abdij. Nog vertrokken heden veele zieken na Engeland en verscheyde officieren. Men sprak wel van 1000 man. Heden wierd de aangeslage thee, aan Hollandsche eigenaaren toekomen de, opnieuw verkogt. Item de nagelen. Nu wierd de thee groostendeels door de eigenaars zelve tegen modique prijzen ingekogt. De nagelen in een koop a 8 ton circa. Dingsdag 31. Heden had ik het genoegen door femeteit mijn zin te krijgen ten voordeele der ingezetenen. Ik had meer dan eens geweigert, schuyten te pressen zo zij niet betaalt wierden en daarover veel moeilijk heden gehad. En had gezegt, dat zij dan liever militairement moesten handelen. Dit was ook eens gedaan, dog het scheen, dat men deze hardig heid niet wilde hebben. Ik kreeg belofte van betaling van 't voorgaande en toekomende en preste alzo nog heden, gelijk ik nu gerust daarmee kan voortgaan, daar het nu nog een voordeel voor de schippers is. Nog had ik het genoegen, op sterk aanhouden, belofte van betaling te krijgen voor alle gedaane leverantiën door de stad. Dit was een buitenkans voor slagters en bakkers, die nu rijkelijk zullen betaald wezen. Van 1 augustus tot 15 september beliep hun praetensie nagenoeg 170.000, waarvan nog 25.000 onbetaalt was gebleven. Gelijke belofte van betaling kreeg ik ook voor 9000 aan de landlieden voor diverse leverantiën. De praetensiën van haar bleven dan nog wel wat over de 110.000, maar, wanneer maar enigzints de leverantie konde ge verifieerd worden, kreeg ik van den generaal Don ook daarontrent goede beloften. Dit zal met dat al moeilijk zijn en mij veel werk verschaffen. Evenwel ik moet bekennen, dat veele praetensiën overdreven zijn en dat ik, enkele menschen uitgezondert, zeer tevrede wezen zoude als alles met de helft vergoed wierd. Ondertusschen wekte dit een en ander mij op, daar ik zag, dat mijn pogingen ten algemeenen nutte niet geheel vrugteloos waaren. Ik kon 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 45