Don en berigtte mij, dat hij er ook niet van wist. Ik ordoneerde maar 1809 november voort te gaan. Dan gistrenavond kreeg de aannemer nieuwe interdictie. Ik schreef een brief aan Don om te weeten hoe 't zat. Ik ging vanmorgen bij Sontag, die mij zeyde, dat er niets meer moest gedaan worden, maar dat de aannemer volkomen zou schaloos gesteld worden: dit was afspraak met de generaal en chef. En vanavond kwam de fabriek mij zeggen, dat alles moest afgemaakt worden volgens de aanneeming. Welk eene inconsequentie en verwarring! En dat over een weldoordagt werk dat 3600 circa kosten moest. Dan zodanige incohaerentie vind ik oneindig veel in de Engelsche handelingen. Dit maakt het niet gemaklijk voor iemand, die anders gewend is. Saturdag 11. Heden vertrok weer een groot aantal zieken na Engeland en men sprak nog veel van nieuwe troupen, die komen moesten. Er waren deze week veele artilleristen en artillerie te Vlissingen gekomen. Een blijk, dat er geen voornemen was om het eiland te verlaten. Zondag 12. Heden had ik veel embarras met de wijze, waarop de generaal Brouw zig had geïnkwartiert bij mevrouw Thibaut en de heer de Bruin verlaten, alwaar hij zeyde slegt behandelt te zijn. De generaal Don scheen hem te ontzien, schoon hij egter zijn gedrag scheen af te keuren. Enfin, mevrouw Thibaut bleef er mee zitten. Evenwel, op mijn voorstel bij wijze van conciliatoir, toen ik zag, dat het niet verder te brengen was, onder toezegging, dat zij nadien 2 maanden vrij zou zijn van alle inkwar tiering. Dit, dagt mij, beduide nog al iets. Ook zij schikte zig zo wel als men in die situatie verlangen konde. Ik wandelde na Arnemuyden. De pad was aangelegt voor paarden, daar alle de bruggetjes verbreed waren en verscheyde officiers dezelve te paard bereden. Ik vond aan de sluiting der Arne, daar de brug gelegen had, een fleche om met een stuk geschut de weg uit Arnemuiden beneden den dijk te kunnen bestrijken. Maandag 13. Heden wierd een proclamatie geaffigeerd, getekend door generaal en chef Don, waarbij voor een militaire regering, om te ver vangen landdrost en assessoren, wierden aangestelt: de brigade-generaal Sontag en de majors Williams en Lees. Wat zal het nu zijn! Ongelukkig land! En waarom immers in dit opzigt? Omdat menschen, die er voor berekend waren, door den koning van Holland zijn geinsinueert, zig met geen zaaken te bemoeien en omdat de onzekerheid van onze positie natuurlijk iedereen bevreest maakt om zig 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 51