1809 november met de publieke zaaken te bemoeien. Het is verkeerd gezien. Men had
zulke menschen bijna moeten verzoeken om te continueeren. Want: of
Engeland houd het land en dan is tog het Hollandsche Gouvernement niet
gediend met onze ruïne, of zij geeft het terug en dan is het van belang om
het in order terug te krijgen. Enfin, de kogel is door de kerk. Dieu nous
soit propice!Gelijk er nog altijd een geluk bij een ongeluk is, zo vind ik
hier weer een geluk, dat Sontag een Hollander is en zo veel mijn onder
vinding medebrengt zo welgezind voor het belang der ingezetenen als men
van een Engelsch officier verwagten kan.
Heden vertelt men weer veel van eene bekome aanzegging in Goes van
een aanstaand arrivement van 12000 Franschen aldaar. Dit is reeds de
derde reys, dat dit gezegt is. De hemel bewaare er ons voor! Onze druk
is al erg genoeg, al word dit klein plekje grond niet het toneel van oorlog
tusschen twee vreemde mogenheden.
Dingsdag 14. (Secreet) De heer Brouwer, een der bewuste beschadig
de negocianten in de geconfisqueerde thee, was na Goes geweest om te
tenteeren, of daar een schip te krijgen was, om zijn thee na Holland te
voeren. Hij had dit moeten vragen aan den Generaal Dumoncau. Deze
schijnt met hem in gesprek gekomen te zijn over het oogmerk der Engel-
schen met opzigt tot dit eiland en geinsinueerd te hebben, dat de Hollan
ders voornemens waren, het eiland te hernemen. Dat dit anders welligt
door de Fransche zoude geschieden. Dat dit laatste niet wenschlijk was.
Dat, indien de Engelschen het eiland wilden verlaten, hij hetzelve als
Hollandsch generaal geheel zoude overnemen, zonder dat verzekering
zoude gegeven worden, dat Vrankrijk van Vlissingen geheel zoude afzien.
Voorn, heer scheen stelligen last te hebben, om hiertoe aan den Engelschen
generaal Sontag het voorstel te doen. Hij deelde het mij mede onder
secretesse en scheen met de zaak zeer verlegen. Ik tragtte hem niettemin
te engageeren, om zijn commissie uit te voeren, als zijnde het meest
wenschlijk einde voor onze omstandigheid.
Ondertusschen verwonderde het mij, dat zoo iemand tot zulke zaken
gebruikt wierd. Hij scheen mij toe gansch geen bedreven mensch tot
soortgelijke onderhandelingen en ik vermoede dus, dat het voorschr.
voorstel óf reeds gedaan was óf nog zoude gedaan worden van het eene
gouvernement aan het andre op eene meer directe wijze. En dat deze
commissie meer het werk was van vertoning dan iets wezentlijks, ten ware
men veronderstelde, dat Dumoncau, misschien van de gedaane demarches
onderrigt, op deze wijze getenteerd mogt hebben, of hij zig de eer van
zulk eene geconditioneerde retraite konde toeëigenen. Hij scheen in zijne
36