conversatie de herneming van 't eiland als onmisbaar beschouwt te hebben. 1809 november Dit kwam mij evenwel zoo klaar en gemaklijk niet voor. Temeer, daar nog dagelijks aan nieuwe werken gearbeid wierd, waartoe nog heden aan on- derscheyde geregten van 't eiland eene aanvrage gedaan wierd van 400 manschappen, buiten de reeds in dienst zijnde. Hoe die te leveren, zal zeer bezwaarlijk vallen, daar nu reeds zeer veele handen, voor den landbouw als anders, te kort komen. Deze aanvrage was het eerste werk van de Provisioneele Regering. De Munck was hun secretaris. Woensdag 15. Men sprak nogal van troupen, die uit Engeland moesten komen, andre dat zij reeds gekomen waren, dog te Vlissingen inge scheept zouden blijven. Dog dit was onwaar en ik geloof voor 't naast, dat meer een zeggen is. Dog dat men over 't behouden van dit eiland nog in 't geheel niet gedecideert is. Met dat al gaat men voort rontom het eiland batterijen aan te leggen, waardoor op veele plaatsen de dijken sterk berooft worden. Dit is reeds door de Directie ter kennis van den generaal gebragt. Dan, alles zwigt in alle tijden voor militaire operatiën. Donderdag 16. Heden wierd mij positief verteld, dat er Franschen waaren in Zuid-Beveland en aanzegging gedaan voor een getal van 15000 en meer. De Engelsche papieren, heden aangekomen, melden de officieele kennisgeving van de evacuatie van dit eiland, zo 't scheen meest veroor zaakt door het oneindig aantal zieken. Zelfs kwam het in die papieren voor als gevolg van een aldaar vermelden en aan de ministers geschreven brief door den generaal Don, bij welke hij de evacuatie van het eiland zeer had aangeraaden. Particuliere brieven spraken even sterk van de evacuatie. De Engelsche officieren, immers veele, lieten er zig eveneens over uit. En veele kooplieden vonden zig in geen geringe verlegenheid. Vrijdag 17. De heer Brouwer kwam bij mij om afscheid te nemen. Ik vroeg hem, of hij zijn boveng. commissie bij de generaal Sontag had afgelegd. Hij antwoordde neen. Dat hij niet gedurft had. Dat hij nu zijn pas had en vertrok dadelijk. Is dat een man om over zoo iets te handelen? Het speet mij wel. dat men hiertoe geen andre menschen gebruikt had. Saturdag 18. De heer Bijleveld had dezelve ouverture als ik van de heer Brouwer gekregen. Hij kwam er mij over spreken en sloeg voor een confe rentie met landdrost en kwartierdrost, om te overleggen, welk gebruik men van de kennis der voors. ouvertuure maken zou. De bijeenkomst 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 53