1809 november reert, om aan de werken te arbeyden, op poene van militaire exsecutie bij ieder onzer, zo daaraan niet voldaan wierd. Wij antwoordden, dat wij wel waren gecontinueert tot maintien van de order en politie, maar dat wij ons niet konden laten employeeren tot militaire manoeuvres of defensie van 't eiland, als waardoor wij ons tezeer zouden compromitteeren. Insteerende in dat geval op ons reeds lang verzogt ontslag en verzoekende inmiddels, dat de maatregelen die men bedreigd had, niet mogten worden geëxsecuteerd. Wat zullen zij nu met ons aanvangen? Ik verwagt wel geen uitvoering der bedreiging. Misschien zal men onse persoonen en carakter ontzien en welligt overtuigt zijn van de gegrondheid onzer weygering. Maar welk eene positie evenwel voor iemand, die alleen zig ten behoeve van 't publiek preteert, zonder eenige bijoogmerken. Enfin, ik zal het gerust afwagten, al kreeg ik militaire exsecutie. Tenminsten, dit is mijn voor nemen tot nu toe. En hoe ik in de omstandigheid mij houden zal, hoe weet ik dit vooraf? Hoe weinig kan men op zigzelf somtijds staat maken. Ten- minsten ik wil liever vooraf mijn zwakheid erkennen dan vast besluiten en nadien veranderen. Maandag 20. De tijding van inmarsch van Franschen in Zuid-Beveland wierd mij heden weder bevestigd. Veele evenementen scheenen de evacu atie der Engelscheri te voorspellen, tenminsten na Vlissingen. Er was algemeene verslagenheid onder kooplieden. Geen wonder! Er was nog een considerable quantiteit goedren in pakhuysen van welke men niet dan verbeurtverklaring te wagten had. De heer Bijleveld vertrok hedenmorgen vroeg na Goes. Ik wierd weder door de Provisionele Regering verzogt, om een groote quantiteit hooy en stroo te Vlissingen en Middelburg te doen leveren. Ik antwoordde nu, dat ik dat wel had gedaan toen er geen regering over 't land was, maar dat het nu haar zaak was, te meer, daar ik veel moeilijkheid voorzag om zulk een quantiteit te bekomen etc. Wonderlijk, dat zij nu zulk een manoeuvre zelf niet deden. Waartoe dient dan die landsregering? Zommige zeyden heden, dat er te Vlissingen troupen gekomen waren, andre spraken het te gen. Ik ontfing tegen den avond een brief van den heer Brouwer uit Goes, die, waarschijnlijk als een gevolg der conversatie met Dumoncau, mij mel de, dat er aan de bewuste zaak niet meer te doen was, dog dat evenwel hij sterk had aangehouden en dat nog alle hoop niet verloren was, indien men zig van deze zijde binnen zeer korte dagen wilde expliceeren op de be kende voorwaarden. Dit schrijven gaf alzo hoop. dat de heer Bijleveld nog bijtijds komen zoude. 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 56