lijks nog 600 man in Middelburg. Veele casernen bezet, maar met zeer 1809 november weynigen. Al vroeg vernam men, dat de poorten te Vlissingen gesloten waren. Waartoe anders dan om den toestel tot de verwoesting ongehindert aan te vangen? Immers dit was mijn vermoeden. Ik was ten 11 uuren bij de landdrost in besogne, met de overige heeren, alwaar de heer Bfijleveld] kennis gaf van een missive, die de expresse van den 24 november van den generaal Dumoncau had terugge- bragt. Zij hield in: verlangen na spoedig besluit op de ouverture, die na Engeland gezonden was, goede intentïèn voor eiland en stad en eindlijk dat, wanneer het eiland de gré a gré overging, men dan geen vreemde troupes int zelve te wagten had. Men meende hiervan aan Sontag te moeten kennisgeven. Zijn Edele wierd daartoe bij ons verzogt en kwam dadelijk. Men gaf ouverture van de voors. verklaring, met instantiën, om ten minsten te zorgen, dat de zaak niet buiten haar geheel mogt gebragt worden door de exsecutie van die maatregelen, die men hoorde, dat in 't werk wierden gestelt en de destructie van Vlissingen ten doel hadden. Het antwoord was: dal het antwoord uit Engeland moest worden ajgewagt, dog dat hij niet zou nalaaten van de ouverture en instantiën aan den generaal Don kennis te geven, die thans te Vlissingen was en werwaerds hij zig direct begaf. In Vlissingen was het elendig gestelt. Overal alarm en geween door de toebereidselen tot verwoesting. Men begon reeds aan de Werf paaien en kaayen weg te kappen, ook bij de sassen gaaten in den grond te maken, waarin men vermoede dat kruid zou gepakt worden. Men sprak, dat de vensters van 't Arsenaal van binnen met pik besmeert waren, andere, dat alles van binnen was weggezaagt en een enkel geraamte vertoonde. Veele inwoners verlieten Vlissingen. Het was mahor missabib. Des avonds kreeg de heer Bfijleveld] berigt van Sontag, dat hij den generaal Don van alles had kennis gegeven, dog dat hij antwoord wagtte op de boodschap van Engeland. Dat de instructiën over Vlissingen positif waren, dog dat hij niettemin, vermits onze boodschap en instantiën, nog maatregelen had opgeschort en verandert, in afwagting van het voorm. antwoord. Men had nu al gedaan wat men konde. Het berigt uit Engeland moest nu beslissen of men al dan niet eene onderhandeling openen wilde. In Goes waren volgens rapport circa 500 Franschen met den maarschalk van Istriën. Men scheen bij provisie nog geen attaque te vrezen te hebben. De slegte wegen zullen hier niet weynig toe gecontribueerd hebben. Het landwater was thans 28 duim. Dingsdag 28. Heden vertrok het commissariaat na Vlissingen. Wij 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 61