1809 december wanneer de wind gunstig bleef. Dat hij in dat geval twee uuren te voren mij daarvan zou adverteeren, om de nodige mesures te kunnen nemen voor 't in de wapenen brengen der burgerij etc. en verzekerde nogmaals, dat alles met de meeste stilte en order geschieden zoude. Dit gaf aanleiding om nog eens met de bewuste heeren te spreken, in hoeverre men nader zou insteeren om de evacuatie aan den commandant der Hollandsche troupes bijtijds te doen kenlijk worden. Zij kwamen bij mij 's avonds 7 uuren. Wij kwamen overeen, dat het nodig was, gingen den commandant zelf spreken, om te vragen of hij ons konde permitteeren, iemand bijtijds na voorn, commandant der Hollandsche troupes af te zenden en anders een brief voor ons aan den generaal Don tenzelven einde bezorgen. Hij was tot het eerste onbevoegd en nam het andre gaarn en met alle mogelijke beleefdheid op zig. Waarop dan het schrijven van den brief wierd vastgestelt, met aanbod om casu quo nadre entrevue met hem, generaal, te hebben. Er was heden uit de Engelsche cannonneerbooten en brikken hevig geschoten op de Hollandsche batterijen. Zelf zou er een gedemonteert zijn. Alles was gearrangeert om de burgerije, zo ras de Engelschen de stad zouden ontruimt hebben, te doen in de wapenen komen. Men zou bij provisie alleen de Vlissingsche-, Dam- en Noordpoort open houden en met wagten bezetten, de andre sluiten. De geweeren waren van particuliere opgehaald en ook een deel uit het geweze Hollandsche hospitaal, die de Engelschen hadden agtergelaten. De generaal Don had wel op mijn missive 40 Engelsche geweeren tot dat einde gegeven, dan de burgers hadden een kwalijk geplaatste delicatesse om van dat praesent van Engeland geen gebruik te willen maken. Immers dit was het rapport van den collonel Hicken. Men kon dit niet brusqueeren, hoe onnozel het ook was en de geweeren bleven met nog circa 25 andre, die van het Oost-Indische Compagnie-Huis ook door den Engelschen commandant gezonden waren, als een gedachtenis ter Stads Wapenkamer geseponeerd. In Arnemuyden betrokken 50 burgers alle nagten de wagt. Dit was alles alleen een voor zorg voor de baldadigheden van het zeevolk, die moeilijk te bedwingen scheenen en zig overal zeer brutaal en roofzugtig hadden aangestelt. Zondag 17. De brief van gistren ging heden aan den generaal Don af en in de namiddag kwam de commandant Stewart mij een brief vertonen van Don, houdende, dat hij over onzen brief met den admiraal spreken en 't resultat melden zou. Er vertrokken geen schepen. De wind liep teveel na 't westen. Woest weder. Heden kwam tijding uit Holland, al waar men ongerust scheen, over de inlijving met Vrankrijk, zo niet 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 70