geheel, immers van dit eiland. Ik vernam, dat de hertog van Istrië nog te 1809 december Goes was. Dit gaf niet veel moed voor onzen wensch. Het is maar te wenschen, dat men niet dwaas genoeg zijn zal eene attaque te doen, nadien de evacuatie alleen na den wind wagt. Maandag 18. Het weder bleef stormig, de wind meest uit den zuyden. In den avond ontfong ik een biljet van den commandant Stewart, dat door het Hof van Wenen aan London voorstel was gedaan, en den 13 aldaar ontfangen, tot het aanleggen van een congres in het n.w. vSn Vrankrijk voor eene generale pacificatie. Dat ten zeiven dage ook aldaar was ontfangen een voorstel van Vrankrijk tot het uitwisselen van krijgs gevangenen en dat daarop de fondsen sterk gerezen waren. God geve, dat deze poging een gelukkig einde hebbe. Indien dan de Engelschen zig hier gevestigd hadden geduurende zulk een congres zou dit voor Middelburg oneindig voordelig geweest zijn!Dit is thans niet meer te verwagten en zelfs niet meer te hopen. Want het inquietante eener te vrezene attaque zou tog eveneens blijven, waartoe men volgens de ingekome tijdingen zeer geresolveert schijnt. In Zuid-Beveland moet het ook vol Fransche troupes zijn. Ongelukkig eiland. Voorheen een paradijs. De aanspraak van Bonaparte aan den Senaat op den 3 dezer heeft in Holland veel sensatie veroorzaakt. De Geleygeest van Vrankrijk heeft de Engclsche armee geleyd, zij heeft haar noodlot geëindigt in de pestige moerassen van JValchren. En elders: Holland, geplaatst tusschen Engeland en Vrankrijk, word er gelijklijk door geperst. Ondertusschen is het de uitvloeing van de voornaamste slagadren van mijn Keyzerrijk. Verande ringen zullen er noodzakelijk worden; de zekerheid mijner grenzen en het welbegrepen belang der twee landen vorderd dit gebiedend. Geen wonder, dat zulke woorden schrik aanjaagen en op de publieke fondsen influeeren, die 2 a 3 pet. daalden, dog nadien zig weder enigzints herstelden. Holland moge blijven, maar ik vreze zeer voor Zeeland. En wat dan? Dit denkbeeld ontmoedigt mij vooral in mijn amptsbezigheden. Waartoe dan verder geslooft? Maar het kon tegen verwagting uitvallen en dan ware men reprochabel, te vroeg den moed te hebben opgegeven. Dus doet wel en ziet niet om. Nunquam successu crescit honestum. Dingsdag 19. De generaal Sontag kwam mij voorlopig rapport brengen van den generaal Don op onze missive van 16 december en verzogt eene conferentie met de schrijvers. Wij hadden die bij J. W. S[chorer] ten 1/6 2 uuren. Het antwoord behelsde: dat hij het geven van renseignemen- 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 71