er niets meer zal te bedingen zijn. De wind bleef altijd aan 't westen, dus 1809 december nog geen apparentie tot vertrek. Donderdag 21. Alles bleef als voren en de wind ongunstig. Er wierd nogal van tijd tot tijd geschoten van voor Vere, dog minder als gistren. Vrijdag 22. De wind van zuid ten oosten. De groote schepen gingen uit de vloot van voor Vlissingen na Dijkshoeke om aldaar op de wind te (eggen voor het volgend getij. Saturdag 23. Toen ik ten 10 na 't stadhuis ging kwam de commandant Stewart mij tegemoet, zeggende na mij te komen met een brief, die hij mij overgaf om te annonceeren zijn vertrek van hier met het geheel guarnisoen binnen een uur, hetgeen hij beloofde in de uiterste stilte en order te zullen effectueeren, mij overgevende volgens mijn verzoek een biljet voor de poortiers die op vertoon de sleutels van de poorten zouden ontfangen. Er wierd dadelijk order gestelt om de burgerwagt te doen in de wapenen komen tot het bezetten van de Vlissingsche-, Dam- en Noordpoort, zullende de andre poorten tot nader order gesloten blijven, zijnde de hoofdwagt op 't stadhuis. Het guarnisoen trok circa elf uuren uit de stad na Vlissingen, bijna zonder dat men het gewaar wierd. Het was maar ontrent 200 man sterk. De burgerwapening ging even ordentlijk, alleen van de le compagnie, want er waren geen geweeren voor de andre. Men zal dus moeten wisselen van geweeren op iedren dag. In Vlissingen had men eveneens eenige gewapende burgers bijeengebragt. Ook in Vere, dan aldaar schijnt het enig ongenoegen gegeven te hebben. Want ik hoorde hedenavond, dat men aldaar zommige in de militaire wagt had op gebracht. Nu, Middelburg was thans geheel ontruimt van Engelschen, die zo stil waren heengegaan als zij binnengekomen waren. Indien men uitzondert de ruïnes en verwoestingen, die zij hebben aangerigt genoegzaam in alle locaalen, die zij voor casernes en hospitaalen geoccupeert hebben, zowel in publique als particuliere, door het wegbreken van alle houtwerk en verbranden van 't zelve, dan durf ik veylig zeggen, dat Middelburg van die zijde niets geleden heeft. Integendeel: de naamwaardigen aanvoer en verkoop van koopmanschappen heeft eene algemeene werkzaamheid en dus ook winning gegeven. De winkelier heeft rijkelijk en ten duursten verkogt. De ambagtsman, voor wien zeker niet veel te doen is gevallen, heeft, zo niet hier dan te Vlissingen, dubbeld daggeld kunnen verdienen. De arbeiders hebben door diverse aardewerken aan batterijen als anders 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 73