hebben willen ontfangen. Ik maakte hem de observatie, die ik er op 1809 december
gemaakt had en hij sprak er niet op. Hij vroeg na de Departementale
Regering. Waar de leden waren. Ik zeide: Hier! Hij scheen hun te willen
doen continueeren, immers provisioneel cn tot nader order van den
keizer. Ook ons als gemeentebestuur. Hij zeyde, ons allen in den eed van
den keizer te willen nemen. Ik observeerde, dat ik en wij alle nog in eed
van den koning van Holland waren en dus, daarvan niet ontslagen zijnde,
niet wel een andren doen konden. Dan, hij antwoorde: que le pais étoit
conquis par l'empereur et que par conséquent il ne pourroit y être aucun
empêchement. N.B. daar de Hollanders hier lang voor de Franschen ge
weest waaren.
Onder de reden van misnoegen moet ik nog melden, dat wij aan hun in
Goes geene indicatiën gegeven hadden van het vertrek der Engelschen.
Ik repliceerde, dat wij, onwetende van al hetgeen buiten het eiland voor
viel, geen kennis hadden, wie het oppercommando had en geen gelegen
heid om iets te laten weeten. Enfin, de conservatie was stroef en gaf ons
geen vleiend uitzigt op 't vervolg. Nog vloeide er in het discours een
groote neiging door tot recherche na Engelsche magazijnen, waarontrent
men hem tragte te desabuseeren met te zeggen, dat alles verkogt en dus
aan ingezetenen in eigendom was overgegaan of weer medegevoert was.
Hij wilde niet persecuteeren ingeslage provisiën etc., dog scheen meest
het oog te hebben op hetgeen nog Engelsch eigendom wezen mogt en
hier mogt agtergelaten zijn om te verkopen.
De hertog van Istrië vertrok weer van hier, men zeyde na Parijs.
Heden kwamen geen nieuwe troupes binnen. De dag was over 't geheel
rustiger als die van gistren. Van Holland en het overige van Zeeland wist
men nog niets.
Vrijdag 29. Heden kwam nog een battaljon binnen, circa 400 man. Door
agterblijven der vivres moesten de burgers heden zorgen voor de kost van
hunne gasten, hetgeen bij notificatie wierd aangeplakt, dog waarin veele,
die behoeftig waren, wierden gesoulageert door uitdeeling van vleesch,
bischuit en genever uit den voorraad, die de Engelschen in de magazijnen
hadden agtergelaten.
Volgens afspraak vervoegde ik mij met wethouders en secretaris ten
10 uuren bij den gouverneur. Wij wierden binnen gelaten, alwaar een
commissie van schepenen met den balliuw reeds waren. De gouverneur
deed eenige vragen over requisitie van schepen en andre stedelijke onder
werpen. Het kwam in de reden te pas, dat ik herhaalde mijn verlangen
om onze conduite, met de Engelschen gehouden, neutraal te onderzoeken,
63