1810 januari Woensdag 3. Heden geschiedde de visitatie en recherche na Engelsche
goedren en coloniale producten. Het scheen, dat men een lijst had van
personen en huysen, die men visiteeren wilde, want alle huysen wierden
niet gevisiteert en wederom zommige op welke nooit eenige praesumtie
vallen konde. Bij zommige kruideniers wierd alles verzegelt, zodat men
nauwlijks had om te verkopen. De gerugten over Holland van gistren
wierden niet bevestigt. Dus vertellingen! Op 't stadhuis was het altijd even
druk. Van s'morgens %10 tot 3 uuren en van 6 tot 9 uuren was ik er
permanent. Bedroefd leven. En met dat al: het verdroot mij niet, omdat
ik bewust was, dat zonder dat de zaaken geheel in de war zouden lopen
en ik er dus nuttig was. Zommige dingen begonnen zig ook te schikken
en er kwam enige bedaardheid. In Vere waren nog Hollandsche cannon-
niers en Noord-Beveland en Wolfersdijk nog vol Hollandsche troupes. Van
ongeregeldheden van de troupes hoorde men in de stad niet. De comman
dant Ronsier hield een strenge krijgstugt, hoezeer de last der inkwartie
ring groot was.
Donderdag 4. Heden continueerde nog de visitatie invoegen alsvoren.
De Hollandsche couranten behelsden de publicatie van den koning, ge
tekend Parijs 29 januari 1809 over de Xe verhoging. Ik ontfing een
brief van den landdrost te Tholen dato 1 januari met extract-verbaal en
last om de administratiën in 't eiland weder in 's konings naam te aan
vaarden en uit te oeffenen, volgens ministerieele last dato 29 december op
order van 's konings kabinetssecretaris dato 27 tevoren. N.B. en hier in
Vrankrijk ingelijfd reeds door den hertog van Istrië op denzelfden 27
december!!! In Holland zelf scheen men even zoo onzeker als hier. Toen
ik heden bij den gouverneur was over zaken vroeg hij onder andren, si je
n'avais pas encore regu des renseignements de mon gouvernement. Ik
antwoorde neen, alleen dat ik nog volgens een brief van de landdrost,
eergistren ontfangen, in mijn functiën gecontinueert was. Hij scheen
verwondert. Bij 't uitgaan leydde hij mij uit en zeyde onder andren quil
étoit dans l'embarras, comme moi. Ik repliceerde, qu'il étoit a son aise,
mais que sans doute, moi, je me trouvais embarrassé. Hiermee liep dit af.
Ik begreep niet wat zijn embarras konde zijn of het mogt diezelfde on
zekerheid zijn waarin hij door zijn gouvernement gelaten wierd als ik
door het mijne. Hij was zeer vriendlijk.
Er kwamen schepen uit Holland met beesten etc. In de stad was 't
rustig, niettegenstaande de sterke inkwartiering.
Vrijdag 5. Ik ontfing hedenmorgen eene missive van den landdrost uit
70