wanneer geweld daartegen staat? Nog hedenavond, omdat zommige 1810 januari goedren voor 't hospitaal, die gistren besteld wierden, nog niet alle gele verd waaren, word mij in een biljet tot aanmaning gedreigd de faire employer de moyens de rigeur pour les obtenir. En de commissaris van oorlog sprak zoo met den agent der caserneering, om mij 50 grenadiers in huis te zenden zo niet alles morgen bezorgt was. Gemaklijke positie voorwaar! Met de beste inzigten en met den meesten vlijt, onder alle opofferingen, zal men nog niet wel gedaan hebben. Ik schreef heden een gedetailleerde missive aan den landdrost Ermerins van al het hier ge passeerde zedert 26 december tot heden. Saturdag 13. Ik wierd heden voor de derde reis met exsecutie bedreigt in een brief van den commandant, indien binnen een uur de medicamen ten en ustenciles [niet] aan 't hospitaal waren. Ik had bij den ontfang der petitie er dadelijk order op gesteld, maar er was tijd nodig om alles te maken. Ik was dus geheel buiten schuld. Ik ging bij den commandant om hem dit te zeggen en beklaagde mij over die behandeling. Ik deed dit op een fermen toon. Hij zeyde, gelast te zijn door den generaal en chef. Ongelukkig had hij dien morgen een wagen gevraagt, dit was niet tot mij gekomen. Hij had er dus geen. Dit gaf aanleyding, dat hij mij alleron- heuscht bejegende, met bedreyging van in 't vervolg mij met alle rigeur te zullen behandelen. Ik had moeite, mij te bedwingen. Ik sprak hem op een stouten toon tegen, dog zoveel ik weet beleefdlijk. Ik ging heen, met oogmerk om den generaal er over te spreken, dog ik vond hem ongelukkig met thuis, na er tweemaal geweest te zijn. Nu doe ik 't morgen. Onder- tusschen deed deze ontmoeting mij geweldig aan, als bewust zijnde, dat ik dezelve zo weynig verdiend had. Ik was vrij gelaten met dat al voor mij zelfs. Alleen het alarm dat zulk eene exsecutie bij mijn vrouw zou veroorzaken, die in een gezegende staat was, trof mij geweldig en sloeg mij terneer. Zoo niet voor haar en mijne kinderen, zoude ik vrij wat meer uit de hoogte gesproken hebben en nog spreken. Maar nu mogt ik niet. En met dat al vrees ik maar, dat die broullerie met den commandant voor liet belang der ingezetenen nuisibel zal wezen, want men heeft alles van hun te vrezen. Er kruysten heden drie Engelsche schepen voor den wal, waarschijnlijk om eens uit nieuwsgierigheid te recognisceeren. Zondag 14 viel er niets bijzonders voor. Heden betrokken de galleux de caserne, voor hun geapproprieert. De tijdingen uit Holland scheenen enigzints geruststellender. De fondsen flauw rijzende. 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 91