1810 januari Maandag 15. In een conversatie, die ik heden had met den generaal en chef, advoueerde hij mij zijn verlegenheid, als geen tijdingen krijgende van zijn gouvernement en verwondering over den last, dien ik hem zeyde alle dag nog stelliger te krijgen, om mij te blijven beschouwen als in dienst van den koning van Holland. Hij verlangde, dat ik hem daarover een schriftlijke note gaf, tegelijk met mijn aanzoek om onderstand uit de landscasse voor 't geen Middelburg moest debourseeren voor de troupes. Ik beloofde hem dit, dog zal het evenwel zoeken te doen met de uiterste circumspectie. Want indien zoiets na Parijs gaat, weet ik niet, of dat volhouden voor den koning aldaar goed of nadeelig is. Hij excuseerde zig wijders wegens de aan mij bedreigde exsecutie, als gevolg van een rapport van den commissaris van oorlog. Ik verzogt geen gratie indien ik schuldig was, maar tenminsten vooraf waarschouwing indien ik bij abuis mistaste of iets naliet. Hij zeyde mij onder andren, qu'il avoit des ordres positives de Fempereur, d'avoir toute deference possible envers ceux, qui avoient mérité la confiance de son frère. Ik vergat onder gistren, dat ik weer een order kreeg van den landdrost Ermerins dato 5 januari, om zijn last als gevolgen van koninglijke of ministeriële orders te observeeren en dat ik daarvan bij empechement moest kennisgeven. Dingsdag 16. Er waren berigten, dat de Fransche armee, die onlangs op den voet van vrede gestelt was, weer onverwagt order had gekregen om zig na de frontieren te begeven. Is dan de rust voor altoos van den aardbodem verbannen? Men waande zelfs de keizer van Oostenrijk weer oorlogzugtig. hoewel nog maar korts de vreede gesloten was. Woensdag 17. Dezelfde gerugten bleven aanhouden. Men vertelde zelf, dat de koning te Parijs gehouden wierd, wijl hij zig niet wilde laaten vinden over enigen afstand. Röel zou 24 uuren arrest hebben gehad, omdat hij zonder toestemming van den koning met den keizer niet had willen raadplegen. Er zouden reeds troupes in aanmars zijn om Bergen, zelf Breda, te bezetten. In de eerste plaats waren de bruggen opgehaald en poorten gesloten. Het scheen dus, dat men het met geweld moest halen, indien men het hebben wilde. Welke omstandigheden! Heden schreef ik een ampele brief aan den generaal en chef Gilly, om onderstand uit de publieke kas, wegens verlegenheid uit hoofde der oneindige aanvragen, hem tevens detaillerende mijn embarras, uit hoofde der ordres, die ik dagelijks ontfing, om mij aan 't Hollandsche gouverne ment te houden. Ik kreeg ook heden antwoord, dat hij niet geauthoriseert 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 92