1810 januari Maandag 22. De opeisching van Bergen, Breda en den Bosch wierd heden geconfirmeert, dog niet, dat een van die plaatsen reeds bezet was. Ik vernam heden van een zeer goede hand, dat den 16 dezer te Parijs nog niets beslist was. Dit strookte niet met de vertelling, dat de Moniteur van den 17 la manière de la reunion vermelde. De Hollandsche post bragt de daling der 3 pet obligatiën mede tot 30 pet en de Napoleons tot 82 pet! Dingsdag 23. Heden niets nader. Mij wierd berigt, dat de Franschen te Vlissingen het geschut weer inscheepten. Wat moet dit beduiden? De poorten wierden ten 6 uuren voorgoed gesloten en aan alle dezelve wagten geplaatst. En een piket geordonneerd van 50 man. En waarvoor? Nie mand weet het. Men zegt, dat er Engelsche aan de wal zouden geweest zijn. Nescio. Een landing zullen zij niet ligt meer ondernemen. Ik vrees maar, dat zulke gerugten ons meer troupen mogten bezorgen. En de brand is schaars. En bevrozen water!!! Woensdag 24. De reden van al dien toestel was een terreur panique voor de Engelschen. Er moet ergens een sloep aan wal geweest zijn. De predikant La Font kreeg nog per een na de laatste post, op zijn missive aan [den] minister [van] binnenlandsche zaken, order om voor den koning te bidden als van ouds. Gradman van den minister van oorlog om als casernmeester over 't platteland ook voort te gaan. Dus nog altijd dezelfde tegenstrij dig onzekerheid. Verder niets. Donderdag 25. Alles als voren. In een conversatie met den generaal en chef verhaalde hij mij, dat Bergen en Breda met Franschen bezet was. selon les ordres du roi. Is dat zoo. dan is het een begin van denouement. Ik twijffelde tog nog. Vrijdag 26. Men verhaalde van ooggetuigen, dat Bergen met 3000 Franschen bezet was. Toen ik gistren een invitatie van den commandant kreeg om te affigeeren een ordre du jour over de aangifte van alle, die na augustus alhier waren komen wonen, weygerde ik dit, omdat ik geen vreemde authoriteit mogt respecteeren. Ik praevenieerde er ook den gene raal en chef van. Deze zou mij dan noodzaken. Nu, daar kon ik niet tegen. Ik zeyde, mij dan te moeten onderwerpen. Het gevolg was, dat ik heden een brief kreeg van den commandant, waarin hij [mij] onder militaire exsecutie stelde, indien ik niet dadelijk de order liet affigeeren. Nu meende ik dan ook genoeg gedekt te wezen en heb dan ook dadelijk order gegeven en aan de geregten onder de hoge jurisdictie hetzelfde opgedragen. 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 94