Donderdag 1. De post van gistren had ons niets aangebragt. Bijzondre 1810 februari brieven melden, dat veele troupes (Hollandsche) na Amsterdam trokken en aldaar ingekwartiert waren. Ook sprak men in Holland van de terug komst des konings, zonder wanneer te weten. De Franschen zouden te Warschouw Russische correspondentie onderschept en geopent hebben en dit zou de keizer van Rusland hoog nemen. Nu weer aan dien kant harrewarren. De Russische effecten waren ook al 79 pet. Misschien was dat er de reden van. Ditmaal wierd ik niet gewaarschouwt van een bedreigde exsecutie voor mijne observatiën tegen het affigeeren van de wet over de douanes. Ter wijl ik op stadhuis bezig was, kwam men mij zeggen, dat 17 man bij mij in huis waren. Ik ging er dadelijk na toe, vond ze in 't sallon, liet haar genever en naderhand bier geven. Ik ging bij den generaal Gilly, beklaag de mij zeer. Hij meende mij dienst gedaan te hebben, om mij beter te kunnen disculpeeren. Ik zeyde: Jaa, mits ik het vooraf geweten had, om tenminsten mijn vrouw te waarschouwen, die 6 maanden zwanger was. Hij meende, dat de commandant mij zou gewaarschouwt hebben etc. Enfin, hij wilde ze aanstonds doen vertrekken als ik maar de stukken liet afficheeren. Ik nam het op mij en hij gaf mij zijn order aan den com mandant. Ik bragt hem die en zeyde tevens, dat de generaal gedagt had, dat ik door hem gewaarschouwt zou geworden zijn. Hij vertoonde mij de order van den generaal, dan er stond niets van in. Enfin, ik wilde daar niet sterk in treden, uit hoofde van het demelé, dat wij over een soortge lijke exsecutie eens gehad hadden. Ik verzogt hem, order te geven om de gasten te doen vertrekken. Hij gaf ze aan mij. Ik ging er mee na huis, vertoonde die aan haar en zij vertrokken, onder betaling, zoals zij volgens de order vorderen konden, van l1/^ fr. de man, dubbeld voor onderoffi cieren. Ik gaf haar 14 guldens en zij vertrokken. Hiermee was dit nu afgedaan. Maar welke omstandigheid met dat al. En hoe zal ik 't nu in 't vervolg maken. Rontom verlegenheid. Niets is in dezen voor mij moeilijker dan tegen die menschen nog vriendlijk te moe ten wezen. En evenwel zonder dat kwam ik er in 't geheel niet. Ik heb nooit gedagt, dat ik valsch kon wezen. Ik meen, dat het mijn character niet is. Maar ik voel, dat ik het leeren zoude. Over de inkwartiering was het heden ook over de schreef. Men requi- reerde het huis van F. Ermerins, voor den generaal Clement, die n.b. te Vlissingen woont en dat wel met veel bedreigingen van militaire exsecutie etc. O, kwam er tog eens een einde. Nu zedert 1 july geballotteert, ge- plaagt, gekneveld, altoos in 't verdriet. Ik ben onbegrijpelijk bedaart bij poosen. Ik was het ook heden. Gode zij er de eere van. En altoos veel 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 97