ordre de respecter vos personnes, vos usages, vos coutumes. J'espère qu'en 1810 februari retour elles trouveront un acceuil, digne de la bonne conduite, dont je me plais d'avance d'etre le guarant. Breda, le 28 Janvier 1810. (Signé) JMaison, gouverneur de Bergen op Zoom et arrondissement. Volgens een andre order dato 30 januari uit Antwerpen van den hertog van Reggio, was Bergen in staat van beleg gesteld en voorn. J. Maison tot provisioneel gouverneur benoemt. De Franschen waren ook thans in Tholen en gingen ook na Schouwen. In Goes waren nog de Hollanders in de stad, de Franschen waren op de dorpen. Dumoncau was ook nog daar, dog zedert kort, zo men zeyde, vertrokken na Antwerpen. In Goes waren de douaniers eergistren ook begonnen met aan te slaan, dog zij waren ook daar uitgescheyden. Men hoorde er heden ook niets in dese stad van. Zommige meenden, dat wij eerlang ook hier Hollandsche troupes uit Goes zouden krijgen, zoo ging daar de spraak. Het comptoir van convoyen alhier bij de heer Ermerins wierd heden militairement, benevens de penningen, gesaisisseerd. Volgens tijding uit Holland was er hapering tusschen Rusland en Vrankrijk, al enigzints ziglbaar zelf. De Russische effecten bleven al aan 't daalen. Het was heden mijn 50 jarige geboortedag. Ik kreeg commissiën van gelukwensching uit alle de kerkenraden en diaconie ten stadhuyse en ten mijnen huyze, buiten mijn familje, een aantal visites. Buiten deze nog brieven en versen. In één woord: ik ontfing heden blijken eener alge- meene deelneming, meer dan ik mij immer had kunnen voorstellen. Ik was den geheelen dag bewogen en had veel met mijzelf te doen. Dagt ik op mijn levensjaaren terug, niet dan zegen en voorspoed had mijne schreden gedrukt en in al den druk der tijden genoot ik nog zegen van rontomme in mijn huis. En in alle mijne betrekkingen, maar vooral in mijne amptbediening, had ik zoveel vertrouwen bij een ieder, zoals het mij toescheen, dat ik [er] waarlijk wel eens over verlegen was. Maar ook buiten dat erkentenis en dankbaarheid en hiervan ondervond ik heden meer dan ooit de zigtbaarste blijken. Ik was er gevoelig over getroffen en aangedaan en hoe gaarn had ik wel willen beloven, om mijn geheel leven aan den dienst van de stad te wevden. Dan, dit ware in deze omstandigheden roekeloos geweest, hoezeer anders mijn hart en lust goed was. Dan, ik worde in allen gevalle rijkelijk beloond voor hetgeen ik mogt gedaan hebben, door zoveel erkentenis, zoveel vertrouwen, zoveel agting te mijwaarts. Tibi, Deo o.m. gratias habeo maximas meque gratum semper reddas pro tot tantisque beneficiis et ut patriae et urbi carissimi tandem misereris supplice precor. Ik ontfing ook onder allen een vers van de kindren uit de Arme Wees- 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1963 | | pagina 99