nig lezen. Ik vond er als ondermeester een voormaligen kweekeling van Prinsen, F.eckhoudt, doch een der minste van de kweekschool. Deze gaf vrij goed onderrigt in de logische en taalkundige ontleding. Het overige onderwijs was niet meer dan middelmatig. Te Sas van Gent heb ik de beste school van dit district gevonden. Niet ten opzigte van het lokaal. Het was gedrukt en te klein. Maar ten aanzien van het onderwijs van M. Hollebrands. Prinsens leerwijze vond ik er in haar geheel. Hier in de nabijheid van Oostvlaanderen hoorde ik de ij niet met de Zeeuwsche tongval als ie, maar met den Oostvlaamschen als aai uitspreken. Men las hier op een toon, waaruit bleek dat de leerlingen gewoon waren hunne gedachten te bepalen bij hetgeen zij lezen. De vol zinnen werden eerst taalkundig, dan redekundig ontleed. Ik maakte de aanmerking, dat het gepaster is de redekundige ontleding tot grondslag van de taalkundige te leggen, en niet omgekeerd. De onderwijzer erkende de gegrondheid van die opmerking. De aardrijkskunde bepaalde zich tot die van Zeeland. Vooral beviel mij hier het gepaste oefenen in het reke nen uit het hoofd, waarbij veel overleg gevorderd wordt, terwijl het rekenen enkel op de lei dikwijls werktuigelijk verrigt wordt. Het schrift, en vooral het gezang, beviel mij zeer. Te Sint Jans Steen, hetwelk nog nader aan de Oostvlaamsche grenzen gelegen, is, merkte ik zulks aan de geheele uitspraak. De gansche gemeen te is Roomsch; de onderwijzer dus ook. Bij de kleinen spelt hij voor; zij spellen hem na. Het zangerige van dat spellen blijft den kinderen bij in het lezen. Daarbij werd op de scheiteekens geen acht gegeven. Van taal kunde was hier de rede niet. Ook niet van het zingen. Maar van de schrijfkunst werd veel werk gemaakt. De omgang van den onderwijzer met zijne kinderen was regt vaderlijk. Er waren hier eenige kinderen uit Oostvlaanderen ter school. Te Westdorpe staat het onderwijs wel op geen hoogen trap, doch veel hooger dan te St. Jans Steen. Ik vond hier de klankmethode naar de letterkas, een zeldzaamheid in dit district, aangewend. Doch niet, zoo als het behoort, om daarbij het verstand te ontwikkelen. Vandaar, dat die methode er van geen invloed was op het lezen, hetwelk ik zeer eentoonig vond. Ook hier in deze geheel Roomsche gemeente heeft geene oefening in het zingen plaats: de geestelijkheid verbiedt het. Het schijnt, dat de melodie te veel overeenkomst heeft met het Protstantsche kerkgezang en de gezangen zelf te milde gevoelens ademen. Te Zaamslag is een nieuw lokaal, doch wat klein. Ik vond er eene letter kas en een jong onderwijzer, die er goed mede wist om te gaan. Doch 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1964 | | pagina 26