toen hij daarmede heeft willen aanvangen, ontving hij van de ouders de aanzegging, dat, indien hij dat tooverspel niet ter zijde liet, zij hunne kinderen van de school zouden afnemen. Ik heb hem geraden, voorzigtig te werk te gaan en zonder letterkas langzamerhand op het zwarte bord de klankmethode onder den naam van spellen in te voeren, zooals de onder wijzer te Kloosterzande met goed gevolg gedaan heeft en geen begin te maken met de letterkas, totdat men de goede gevolgen van de klankme thode zoude erkend hebben. Zoodoende zal het eentoonig lezen wel ver beteren. Met de taalkunde en met het gezang was nog geen begin gemaakt. Men schreef een goede hand en rekende vlug uit het hoofd. Zuiddorpe. Hier trof ik een gewezen kweekeling van den Heer Prin sen aan, J. C. Schuyt. Hij behielp zich in een ellendig schoolvertrek, terwijl men aan het bouwen van een nieuw, ruim lokaal was. In dat ver trek kan hij bij gebrek aan ruimte van de letterkas geen gebruik maken en nogtans wist hij den leerlingen een goeden leestoon eigen te maken. Voorts kon men aan alles den kweekeling van Haarlem erkennen, zooals aan het verstandontwikkelen bij het lezen en bij het rekenen uit het hoofd. Ofschoon hier mede de geheele gemeente en hij zelf Roomsch is, had hij het gezang ingevoerd en was daarin wel geslaagd. Een vorige zeer ver lichte pastoor had hem daartoe aangemoedigd en menigmaal zijn school bezocht. Maar sedert een half jaar is deze opgevolgd door eenen, die de voetstappen zijns voorgangers niet scheen te zullen drukken. Ik bemerkte zulks bij een bezoek, dat ik hem gaf. Ook had hij de school nog niet een maal met een bezoek vereerd. De aanmerkingen, welke ik bij het bezoeken der scholen aan de school opzieners die mij allen daarbij wel hebben willen vergezellen, gemaakt heb, en welke ik, zooals ik aan het begin van dit verslag gemeld heb, aan hen in de zomervergadering der Provinciale Commissie van Onderwijs, gehouden onder het voorzitterschap van den Gouverneur, mondeling heb medegedeeld, heb ik nader schriftelijk aan die commissie toegezonden. Ik heb daarbij meestal alleen wenken gegeven betreffende de vereischten eener goede school, zonder de scholen te noemen, waar een of meer dier vereischten ontbreken. Dit oordeelde ik voldoende voor den Gouverneur en de leden der commissie, die, naar de belangstelling, waarmede zij die wenken aanhoorden, te oordeelen, niets wat in hun vermogen is zullen verzuimen, om van dezelve gebruik te maken, waar het zal noodig zijn. De voornaamste derzelve zullen hier volgen, waarna ik, naar gewoonte, de kostscholen van Zeeland, die in gering aantal zijn, zal opgeven. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1964 | | pagina 27