De voornaamste mijner opmerkingen betreffen deels de schoollokalen,
deels het schoolonderwijs.
Die lokalen acht ik het doelmatigst voor het klassikaal onderwijs inge-
rigt vooreerst welke langwerpig zijn, in de rigting van het oosten naar
het westen in welke de tafels in dezelfde rigting zijn geplaatst, en, ter
voorkoming van eene gebogen of kromme houding, niet verder dan op
twee duim Rijnlandsch van de banken verwijderd, moetende ook de
banken der kleinen van leestafeltjes zijn voorzien, teneinde die kindertjes
met griffels, leitjes, letterblokjes, enz. zich nuttig en aangenaam kunnen
bezig houden, terwijl de onderwijzers elders in de school werkzaam zijn.
Voorts waar het daglicht aan de beide zijden invalt, of, zoo daartoe
geene gelegenheid mogt zijn, alsdan zoo het een klein lokaal is, alleen
aan de linkerzijde der leerlingen, zoo het groot is èn aan de linkerzijde
èn hoog van voren, zoodat de zwarte borden onder de ramen kunnen
geplaatst worden.
Wat het onderwijs aangaat, de openbare scholen zijn verre te verkiezen
boven de bijzondere, omdat men in de eerstgenoemde op de verbetering
niet alleen van de schoollokalen, maar ook van het onderwijs meer regt-
streeks invloed kan oefenen. De dorpsscholen zijn alle openbare; op deze
scholen is daardoor die invloed het krachtdadigst. Vermits er de onder
werpen van het onderwijs schier overal hetzelfde zijn en binnen dezelfde
enge grenzen beperkt, zoo kan er eene en dezelfde leerwijze, de best
bevondene namelijk, algemeen gevolgd worden. In de bijzondere scholen
kan die invloed zoo niet geoefend worden; vandaar, dat zij, zooals in de
steden, gemeenlijk verre achter de openbare in doelmatigheid van onder
wijs staan.
Het lezen komt het eerst in aanmerking. Daar, waar men aanvangt met
de klankmethode, zooals overal in Zeeland, met uitzondering van eenige
scholen in het 5de district; dezelve oordeelkundig aanwendt en het spel
len (liefst uit het hoofd) voor de gevorderden in het lezen bewaart; waar
men, zoodra korte volzinnen, gelijk die van de derde en verdere leestafels
van Prinsen, werktuigelijk kunnen gelezen worden, door onderscheiden
vragen de aandacht der kinderen bij de beteekenis van iederen volzin be
paalt; de vragen zoo inrigt, dat op dezelve de volzin tot antwoord moet
dienen, en de klemtoon nu op het eene, dan op het andere woord moet
worden geplaatst; daar zal de jeugd reeds aanvankelijk met den vereisch-
ten nadruk en dus natuurlijk leeren lezen en zal het weinig moeite kosten
bij het verdere onderrigt in het lezen alle eentoonigheid voor te komen
22