en de kinderen te gewennen aan hun verstand bij hetgeen zij lezen te be palen. Het zal niet noodig zijn op te merken dat een regtgeaard onderwijzer niet zal nalaten van het gelezene een gepast gebruik te maken om in de jeugdige harten de zaden van echt vaderlandsche, zedelijke en godsdien stige beginselen te strooijen. Hierdoor zal dan ook het lezen met gevoel grootelijks bevorderd worden. Over de schrijfkunst zal ik niet uitweiden. De scholen in de provincie Zeeland staan in dit opzicht geenszins ten achteren bij de overige pro vinciën. Het eerste district munt hierin boven de andere uit, en de bijzon dere zorg van deszelfs schoolopziener voor dezen tak van onderwijs is bij mij niet onopgemerkt gebleven. Alleen wenschte ik bij het schrijven meer algemeen gebruik gemaakt te zien van voorbeelden van zoodanige brieven en rekeningen, als in den boerenstand het meest te pas komen. Die in het lezen en schrijven eenige vorderingen gemaakt hebben, moeten zoo veel mogelijk de taal zuiver leeren schrijven. Zij moeten al aanstonds leeren wat een volzin is, een eenvoudige, een zamengestelde; dat in denzelven altijd een onderwerp is of er in ligt opgesloten, wat het gezegde, en wat, zoo het er bij hoort, het voorwerp is, en hoe elk derzelve nader bepaald kan worden. Kortom, zij moeten eenen volzin redekundig leeren ontleden. Vervolgens moet daarmede zooveel taalkunde gepaard, als het langer of korter verblijf den leerlingen op de school toelaat. De rekenkunde worde aangevangen met de getalleer naar die van Pestalozzi (die evenals de vormleer in Zeeland nog weinig bekend schijnt). Men gebruike bij die aanschouwelijke leerwijze kuben bij den aanvang of streepjes op het zwarte bord. Men zette de getallen voort tot en met de eenheidstafel en wende dezelve aan bij de oefeningen in het rekenen uit het hoofd. De leerlingen moeten met de nieuwe maten en gewigten, die in al de scholen der vier eerste districten en in de meeste van het 5de voorhanden zijn, alsmede met onze gangbare muntspeciën, gemeenzaam worden gemaakt. De oefeningen in het rekenen uit het hoofd kunnen met de meeste vrucht daarbij worden aangewend. Van de geschiedenis zal de Bijbelsche en vaderlandsche de eerste plaats verdienen. Dat men de tijdrekenkunde daarbij niet over het hoofd zie, is zeer aan te bevelen. Doch men bepale zich niet tot tijdrekenkundige tafels. Deze moeten een hulpmiddel zijn om de voorname gebeurtenissen te beter in het hoofd te prenten, maar den zamenhang der gebeurtenissen leert men niet door dit hulpmiddel kennen. Bij het onderwijs in de aardrijkskunde gaat men in de meeste lagere scholen van Zeeland uit van de woonplaats. Dit is regt doelmatig. Men 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1964 | | pagina 29