aangesteld J. G. Gerson, bezitter van den tweeden rang. Aan hem zijn toegevoegd, geen ondermeesters, maar zelfstandige onderwijzers, een voor de Hoogduitsche taal, A. A. Cox, een paedagoog van de eerste soort, even grondig bedreven in het Fransch als in het Hoogduilsch, H. J. Vogin 1 een Engelschman voor de Engelsche taal en G. W. Baehr2), een grondig mathematicus voor de wis- en natuurkunde. Deze school maakt nu de tweede afdeeling uit. Zij wordt in de woning van den onderwijzer Gerson gehouden. De curatoren dezer afdeeling maken een afzonderlijk collegie uit, doch zijn grootendeels genomen uit het collegie van curatoren der eerste afdeeling. De rector is secretaris, doch heeft overigens geen toever- zigt over de tweede afdeeling. De burgemeester is voorzitter van beide collegien. Deze maatregel zal wel niet bevorderlijk zijn aan de noodige eenheid en zamenwerking der beide afdeelingen. Curatoren vermeenen nogtans dat zij zeiven door naauwkeurig toezigt daarin genoegzaam kun nen voorzien. Bij mijne komst was het jaarlijksch examen dier tweede afdeeling even begonnen. Ik heb het bijgewoond en ben daarbij in staat geworden tot de vorenstaande beoordeeling der leeraren. Er zijn 30 leerlingen in deze tweede afdeeling. Hunne vorderingen voldeden mij over 't algemeen, vooral van diegenen, welke het onderwijs van den bekwamen Cox ge nieten. De meeste leerlingen werden voor den handel opgeleid. Doch daarvoor ontbrak een cursus voor de handelswetenschappen, hoedanig et aan het gymnasium te Rotterdam gegeven wordt. Van de vier genoemde leeraars zijn er drie, die onderwijs geven aan de leerlingen der eerste afdeeling: Cox voor het Fransch en het Hoog- duitsch, Vogin voor het Engelsch, Baehr voor de wiskunde. Doch hiervan heb ik geene proef kunnen nemen. Het examen van de eerste afdeeling was vervroegd en bij mijne komst afgeloopen. Ik heb mij dus ten aan zien der eerste afdeeling moeten bepalen bij conferentien met den rector, Kruseman, die mij verslag heeft gedaan van den gang van het onderwijs, en dien ik als volkomen berekend voor zijne betrekking heb gevonden, vanwege zijn fijnen aesthetischen smaak zoowel als vanwege zijne ge leerdheid. Over conrector Batenburg was hij wel tevreden, ofschoon deze zich wat veel met politieke geschillen bezig houdt. De eerste afdeeling telt mede 30 leerlingen. 1) H. J. Vogin, 181898; sedert 1843 leraar engels te Middelburg, 1855 te Dordrecht, 1865 te Amsterdam. 2) G. F. W. Baehr, 182298; 1842 leraar wiskunde te Middelburg, 1854 te Gro ningen; 1864 hoogleraar te Delft. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1964 | | pagina 34