De band tussen de zoon in het verre Brabant en de twee vrouwen, die
in Luik in zulke wanhopige omstandigheden achterblijven, wordt er te
hechter door, trouw worden de brieven van weerszijden geschreven en
bewaard. Die van mijn grootmoeder doen haar kennen als een gevoels
mens, ze zijn levendig spontaan neergeschreven, vol nerveuse onrust,
en daarom niet altijd billijk als de brieven uit Brabant op zich laten
wachten en daarmee de zo bitter nodige bijdragen. 20Ze is overkropt
met zorgen, door de ziekte en begrafenis van haar man heeft ze zich in
schulden moeten steken, de schamele verdiensten van haarzelf en Marie
zijn, vooral in de wintertijd niet toereikend, zelfs voor de dagelijkse uit
gaven. Zo moet ze er wel toe komen, Matthieu in al haar zorgen te laten
delen; de achterstallige huur, die bovendien met het nieuwe jaar zal
worden opgeslagen; meubelstukken, kleren zelfs, die verkocht of beleend
moesten worden... 21Maar ze steunt hem ook en ze vecht voor hem:
„Je vois par ta lettre," schrijft ze 6 aug. '62, „que tu as beaucoup d'occu-
pations. C'est trés bien, pourvu qu'on pensera a te retribuer en conse
quence". En nog eens (26 aug.) „...je pense cependant qu'après deux
mois d'épreuves ces Messieurs pourront bien te dire a quoi tu en est, et te
fixer un traitement quelquonque, car c'est un point qui m'inquiète telle-
ment que je ne peux pas dormir..." Te meer omdat Tante Trine toespe
lingen heeft gemaakt, dat één van zijn chefs, dhr Hopp, niet tevreden over
hem is:... „maintenant cher fils ne tarde pas une minute a me répondre,
car je veux savoir a quoi m'en tenir et ne crains pas me donner de
mauvaises nouvelles.Het antwoord komt per kerende post (gedateerd
27 aug.) en stelt haar volkomen gerust: tante heeft van een mug een
olifant gemaakt: „Toute cette affaire n'est done de rien en ne vaut pas la
peine qu'on y pense." Om alle verdichtsels uit de wereld te helpen, gaat
Matthieu, meer dan zijn gewoonte is, in op de vertiouwenspositie, die hij
reeds bij zijn chef inneemt: „Monsieur Alberts a une grande confiance en
moi, puisqu'il me fait écrire sa correspondence, tenir ses livres, porter de
l'argent au Banquier et rapporter d'autre, et même de grosses sommes.
Vendredi il m'a donné encore une lettre de change contresigné de dix
mille francs pour l'y porter. Ainsi", voegt hij er niet zonder galgehumoi
bij, „ainsi tout va bien, excepté ma bourse, car j'aurais souhaiter de vous
envoyer quelque argent ne fut-ce que 25 francs, mais je me trouve dans
l'impossibilté absolu de satisfaire a ce désir, puisque toute ma possession
se borne a 50 cents. Monsieur Alberts est trop occupé en ce moment des
entreprises pour me parler de mon traitement, j'espère qu'il y pensera
prochainement car voila plus de deux mois que je suis ici. Secouons done
tout inquiétude et attendons que mr Alberts me parle de cela," eindigt hij
37