stond onder leiding der Staatsspoorwegen, direct ressorterend onder het
ministerie van Binnenlandse Zaken. Met de eerste werken was reeds in de
loop van 1867 een aanvang gemaakt. De uitvoering der onderdelen werd
toevertrouwd aan verschillende aannemersfirma's, aanbesteding en toe
wijzing ervan vond plaats op afzonderlijke tijdstippen. Na voltooiing van
de verschillende werken, werd het beheer aan diverse (eventueel plaatse
lijke) instanties overgedragen.
De brief, waarin voor het eerst sprake is van Matthieu's aanstaand
vertrek naar Zeeland in verband met zijn benoeming tot opzichter bij de
bouw der sluizen te Veere voor het kanaal door Walcheren, is gedateerd
Maestricht, le 15 janvier 1868. In afwachting van zijn afreis, zo bericht
hij zijn moeder, gaan zijn „appointements a venir" op 15 januari in., Het
maandsalaris blijft 60.maar „j'aurai sur les travaux mon logement,
y compris feu et lumière et ma nourriture", een „augmentation indirecte
de mon traitement", waarmee hij erg in zijn schik is. Van zijn nieuwe
standplaats stelt hij zich niet veel voor: „Veere est une petite ville de
1000 a 1200 habitants, ik serait peut-être difficile de trouver a se loger
convenablement et la nourriture chez les paysans de ce pays ne doit pas
être des meilleurs." Wat zijn vertrek aangaat: „J'irai demain a Moerdijk,
ou bien la semaine prochaine, vers le 23 (dit laatste is inderdaad het
geval, zie brief 1) ...s'il continue a dégéler, il pourra se faire que j'aille
avec ces messieurs (Alberts, Terwindt en v. d. Elshout) a Veere, mais
cela en tout cas pas avant la semaine prochaine"..
Zijn eerste brief uit Zeeland schrijft Matthieu Ghijsen op 26 januari te
Goes, op weg naar zijn nieuwe standplaats Veere.
De laatste opgenomen brief is gedateerd 23 augustus 1873. Hoewel de
relaties met zijn compagnon G. J. Herfkens nog enige jaren daarna blij
ven, concentreert zich de werkzaamheid van mijn vader meer en meer op
de houthandel. Eenmaal te Middelburg gevestigd rijpt dan in hem het
plan om zijn moeder en zuster daarheen te laten komen, zodra hij haar
een goed tehuis kan aanbieden. Deze hebben hun bezoek aan Bergen-op-
Zoom en Zeeland herhaald (brieven van 19 juni en 30 juni 1875) zij
hebben op hun beurt dhr en mevr. Alberts voor een bezoek te Luik uit
genodigd. In Middelburg hebben ze kennis gemaakt met vrienden van
mijn vader onder wie de familie Proos en van Benthem Jutting (brief
van 3 november 1875nous avons regu une aimable lettre de Middelbourg
de mademoiselle „Prost", avec le portrait d'elle et de son fiancé d.i.
Suzanna Petronella Christina Proos, jongere zuster van mijn moeder,
verloofd met mr. W. van Benthem Jutting). In een brief van 3 mei 1876,
als zij van Matthieu het bericht heeft ontvangen, dat hij een huis gehuurd
41