1222'24 en 1246'49 18), inderdaad tijden van spanning tussen de beide
buren 19).
Wanneer wij de door Prof. Gosses genoemde voorbeelden nader bezien,
constateren wij in de eerste plaats, dat de oorkonde van Dirk VII uit 1198
in die tijd als een uitzondering geheel alleen staat20). Wat betreft de oor
konden uit 1222'24 moet het toch vreemd genoemd worden, dat graaf
Floris IV zich in de in die jaren gegeven keuren aan Westkapelle en Domburg
alleen maar graaf van Holland noemt21), terwijl hij zich graaf van Holland
en Zeeland noemt bij de regeling van een schuldkwestie van Zeeuwse edelen
aan de abdij van Ter Duinen en een schenking van land in Noord-Beveland
aan de kerk van Ter Doest22). O.i. zou het meer voor de hand gelegen
hebben als de Hollandse graaf zich steeds in het omstreden Zeeland bewes-
ter Schelde als graaf van Holland en Zeeland zou hebben aangeduid. De
oorkonden uit 1246/7, waarin de titel comes Hollandie et Zelandie" wordt
gebruikt, hebben resp. betrekking op het verlenen van tolvrijheid aan de
abdij van Afflighem en de bevestiging van de abdij van St. Michiel te
Antwerpen in het bezit van de visserij in Winocsorde langs de dijk; beide
dus Brabants terrein23). Een verklaring van Willem II uit 1246, dat de
Vlaamse abdij Ter Duinen in zijn land tolvrij is, is geintituleerd comes
Hollandie" 24). In 1222 noemt de Hollandse graaf zich juist tegenover Duinen
„graaf van Holland en Zeeland", in 1246 juist weer niet. Wij kunnen dus
slechts constateren, dat hier geen regel of oorzaak te vinden is; wij geloven
graag, dat het gebruik van de titel van graaf van Zeeland een politieke
betekenis moet hebben gehad25), maar zien niet in waarom dit wel in de
ene en niet in de andere oorkonden is geschied.
Gosses zegt dan verder, dat de Hollandse graaf ondanks de af en toe
voorkomende dubbele titel Zeeland kort en goed tot zijn graafschap rekende
en zich niet beschouwde als heer van twee graafschappen 26). Ten bewijze
daarvan voert hij verschillende passages uit oorkonden aan: „bonis per
comitatum Hollandie et tZelandie" 27), „per districtum Hollandie et Zelan
die"28), „pro portione hereditatis comitatus Hollandiae atque Zelandiae" 29),
„bonis suis, per comitatum Hollandie" naast „nos dictam gratiam per
Hollandiam et Zelandiam" aangaande de zelfde bezittingen30) en „per
totum districtum meum Hollandie videlicet et Zelandie31). Deze voorbeelden
zijn alle van ongeveer halverwege de dertiende eeuw en dat komt geheel
overeen met het sporadisch gebruik van de titel „graaf van Holland en
Zeeland" in die tijd. Dat er in die tijd eigenlijk één graafschap is, bestaande
uit twee (of meer) delen, w.o. Zeeland, is o.i. geen controversieel punt. Het
gaat ons er nu echter om, wat Zeeland in de 14e en 15e eeuw is, en hier
omtrent zijn de uitspraken van Prof. Gosses dubbelzinnig.
54