bien! c'est ici que j'e distinguai pour la première fois la réunion des traits
qui constitue I'autre type, et souvent dans une telle exagération que j'en
fus vivement fraopé: la tête longue, le front large et élevé, Ie nez recourbé,
la pointe en bas, et les ailes du nez relevées, le menton fortement prononcé
et saillant, la stature haute." 14) Hier was dus voor het eerst een verschil
In vorm van het hoofd, te zamen met andere lichamelijke kenmerken, opge
merkt binnen een Europees volk; bovendien waren de twee waargenomen
vormen geïdentificeerd met volksstammen uit de geschiedenis, hetgeen in
aansluiting aan Thierry automatisch een waarderingsoordeel meebracht. De
rondhoofden waren de onvolprezen Galliërs of Kelten, de langhoofden waren
de vermaledijde invallers.
Het is pikant op te merken, dat een dozijn jaren later Joseph Arthur
comte de Gobineau (geb. 1816 f 1882), diplomaat en literator, zijn
sympathie juist andersom plaatste. Volgens hem en zijn navolgers Georges
Vacher comte de Lapouge (geb. 1854) en Houston Stewart Chamberlain
(geb. 1855 f 1927) zijn de langhoofden de brengers der beschaving, niet
alleen in Frankrijk, maar overal ter wereld, terwijl de rondhoofden ,,repré-
sentent la qualité la plus inférieure de la population francaise." 14a)
Ongeveer gelijktijdig met Edwards in Frankrijk heeft in Zweden de
anatoom Anders Adolf Retzius (geb. 1796 f 1860) de vorm van het hoofd
zijner landgenoten bestudeerd. Hier moest het verschil tussen de Lappen
in het Noorden en de bewoners van Midden- en Zuid-Zweden wel de aandacht
trekken. De Lappen bleken kogelronde schedels te hebben, de andere
Zweden langwerpige. Retzius drukte dit verschil in vorm uit in cijfers
als de verhouding tussen lengte en breedte van de schedel (1842). In
principe wordt deze methode nog steeds bij de studie van menselijke
schedels toegepast.
Begraafplaatsen op het strand van Walcheren, vervolg
Deze lange uitweiding over de ontwikkeling der anthropologie was nodig
om aan te tonen, dat de studie van schedels uit Europese landen elders
steeds meer de aandacht trok, toen van 1832 tot 1874 de bovengenoemde
derde begraafplaats aan het strand bij Domburg beurtelings zichtbaar was
en dan weer onder het zand verborgen lag. C. A. Rethaan Macaré, ont
vanger der registratie en wethouder te Middelburg (geb. 1792 f 1862)
vestigde door voortreffelijke publicaties in 1838 en 1856 de aandacht op
14) clt. n. von Eickstedt, 1938, p. 339.
14a) cit. n. Pittard, 1924, p. 162; vgl. over Gobineau: von Eickstedt p. 313 - 315. Begrijpelijker
wijze beriepen de nationaal-socialisten zich gaarne op Gobineau en zijn volgelingen, maar
zwegen zij over A. Thierry. Zie nog Pittard over Zeeland ib.p. 248.
8