Zelandia" in leen heeft, en Hugo's heerlijkheid Oost- en West-Voorne, van
welke alleen de leenheerlijkheid aan Lodewijk van Loon kon worden toege
kend. Prof. Gosses onderscheidt dan ook een kleiner en een groter Zeeland.
De beide delen van dit laatste hingen slechts samen doordat ze onder één
graaf stonden, doordat de heer van het ene het hoogste ambt in het andere
bezat en doordat ze aanvankelijk gelijk recht hadden112).
In latere jaren werd Voorne door indijkingen nauwer verbonden met Hol
land en het naburige Putten. Het hield tot 1795 een vrij grote zelfstandig
heid 113). In de tijd van Karei V was het nog twijfelachtig of het bij Holland
of bij Zeeland gerekend moest worden114).
Huizinga heeft in zijn artikel „Scaldemariland" 115) betoogd, dat dit ge
bied (ook Scoudemareland genoemd), dat op drie plaatsen wordt genoemd
en begrensd werd door Scaldemermur115) en Scoudemarediep 117), precies
overeenkomt met Zeeland, zoals dat aangeduid wordt in de keur van 1290
„van Caesant tot Greveninghe". De rest van Zeeland tussen Bornisse en
Hedenzee, dus het land tussen Bornisse en Scoudemarediep, d.w.z. van
Oostvoorne tot en met Bommenede 118), wordt dan Sonnemare- of Somer-
land genoemd. Dit komt ook overeen met het in de jaren 1275'80 vermelde
„Decanatus de Somerlant", dat Oost- en West-Voorne omvatte119). De
Sonnemare was een geul tussen de eilanden Bommenede en Dreischor; hier
naar is de tegenwoordige plaats Zonnemaire genoemd, terwijl ook Sommels-
dijk hiervan is afgeleid120). De naam Scoudemareland is vroegtijdig ver
drongen door de naam Zeeland121).
Onder de Republiek was de grens tussen Holland en Zeeland niet geheel
de zelfde als tegenwoordig. Sommelsdijk bleef tot de tijd van Schimmel-
penninck Zeeuws gebied 122). Bommenede, hoewel geografisch aansluitend
aan Schouwen, bleef als deel van Voorne bij Holland tot het in 1686 aan
Zeeland werd afgestaan 123).
Vanouds wordt Zeeland verdeeld in de gebieden bewesten en die beoosten
Schelde. Hoe of wanneer Zeeland beoosten Schelde aan de Hollandse graaf
is gekomen, is niet bekend 124). Bewesten Schelde behoorde oorspronkelijk
niet tot het graafschap Holland. In 972 gaf keizer Otto II Walcheren (d.w.z.
Bewesten Schelde125)) als huwelijksgoed aan zijn Byzantijnse vrouw Theo-
phano126). In 1012 heeft naar alle waarschijnlijkheid keizer Hendrik II
Zeeland bewester Schelde (er stond eigenlijk weer „Walachrae") aan
Boudewijn IV van Vlaanderen in leen gegeven 127). Wanneer de Hollandse
graven dit gebied weer van Vlaanderen in achterleen ontvangen hebben, is
niet precies bekend 128). Wel blijkt uit het verdrag van Brugge 129) van 1167,
dat de Hollandse graaf toen Zeeland bewesten Schelde van de Vlaamse
61