een overeenkomst tussen de abdij van Duinen en de Zeeuwse kopers van het
land Ward 144) wordt geoorkond door „Ego Florentius, comes Hollandie et
Zelandie, et ego Balduinus, comes de Benthem" in 1224 145).
De beide laatste oorkonden zijn afkomstig uit het Cartularium de Dunis
en hebben beide betrekking op bezittingen en belangen van deze abdij, die
in Zeeland veel bezit had; toch is er verschil in de intitulationes. Wanneer wij
de in de vorige alinea genoemde intitulationes van 1222 en 1223 met elkaar
vergelijken, kunnen wij aan de indruk van verwarring en willekeur in betite
ling niet ontkomen; er is hierin geen enkele regelmaat en consequentie te
vinden.
Bij de behandeling van niet op Zeeland betrekking hebbende zaken noemt
Floris IV zich alleen comes Hollandie 146). In de eerstvolgende jaren keert de
titel comes Zelandie" niet terug, ook niet wanneer het gaat over zuiver
Zeeuwse zaken147). Daartussendoor echter, volkomen willekeurig aandoend,
geeft hij in 1231 goederen aan de abdij Ter Doest onder de titel „ego
Florentius, comes Hollandie ac Zelandie148).
Na de dood van Floris IV treedt ziin broer Willem als voogd op; deze
noemt zich alleen „tutor Hollandiae" 149). Graaf Willem II noemt zich aan
vankelijk ook alleen graaf van Holland, zowel in Zeeuwse als nietZeeuwse
aangelegenheden150). In 1246 echter, bij het verlenen van tolvriiheid voor
20 vaten wijn per jaar aan de abdij van Afflighem komt de titel „comes
Hollandie et Zelandie" weer op de proppen151). Als de graaf de Antwerpse
abdij van St. Michiel in het bezit van de visserij te Winocsorde langs de
(Schelde)dijk bevestigt, heet hij „Dei gratia Hollandriae et Zelandriae
comes"152); als hij enkele maanden later verklaart, dat aan de abdij van
Middelburg tienden te Westkapelle geschonken zijn, heet hij weer „comes
Hollandie 153). Ook in deze jaren heerst er dus weer een onverklaarbare
willekeur in de titulatuur. Een verdere ontwikkeling in de titulatuur van
Willem II wordt afgesneden door zijn verkiezing tot Rooms Koning; eind
1247 wordt hij voor het eerst genoemd: „Dei gracia Romanorum in regem
electus, semper augustus"154), sinds oct. 1248 „Dei gratia Romanorum
rex, semper augustus"155). Af en toe wordt hij bovendien in de intitulatio
ook nog graaf van Holland genoemd, ook in zaken, die Zeeland betref
fen 15é). Merkwaardig is nog, dat Willem door bisschop Otto van Utrecht
alleen „comes Hollandie et Zelandie" wordt genoemd, in een stuk, dat ge
dateerd wordt vóór 4 apr. 1249 157).
Willems broer Floris, die meermalen als zijn plaatsvervanger is opgetre
den, wordt op allerlei manieren in de intitulationes vermeld 158), maar Zeeland
komt er niet in voor, ook niet in oorkonden die op Zeeland betrekking
hebben159). De elf verschillende manieren waarop deze Floris betiteld wordt
63