De adel verzette zich tegen de Hollandse graat en deed dat in de eerste
plaats voor eigen vrijheid (nog beter: vrijheden). Die strijd heeft echter tot
resultaat gehad, dat Zeeland definitief een afzonderlijk gewest is gewor
den253). Verscheidene Zeeuwse edelen zijn zo ver gegaan hulde en man
schap aan Guy van Vlaanderen te beloven 254). De aan de gevangen graaf
Floris te Biervliet afgedwongen keur van 1290 zou Zeeland tot een soort
van adelsrepubliek gemaakt hebben 255); van uitvoering van deze keur is
echter weinig gekomen. Juist in deze tijd nu gaan de graven van Holland
geregeld de titel van graaf van Zeeland erbij voeren. Wij hechten aan het
voortdurend gebruik van die titel veel meer waarde, dan Gosses en Enklaar
hebben gedaan. Wanneer men in de 14e eeuw en daarna in oorkonden ge
regeld spreekt van de graafschappen Holland en Zeeland 256) en Zeeland
steeds in de titels vermeld wordt, dan is dat voor ons een teken, dat de
tijdgenoten dit graafschap niet als een fictie zagen. Wij zien hierin een
bekrachtiging van de omstreeks 1300 toegenomen afzonderlijke betekenis
van Zeeland.
De hoge vierschaar.
De hoogste rechter in Zeeland beoosten Schelde was de graaf van Hol
land, die deze waardigheid sinds 1323 officieel ook in Zeeland bewester
Schelde bekleedde. Bij het vredesverdrag tussen Margaretha van Vlaande
ren en Floris, de voogd van Holland, in 1256 hadden echter de graven van
Vlaanderen Zeeland bewester Schelde met alle jurisdictiën aan de Hollandse
graaf in leen gegeven 257), zodat feitelijk al sinds dat jaar laatstgenoemde
de hoogste rechter in heel Zeeland was.
In navolging van de Frankische rechtsinstellingen heeft zich in Zeeland
al vroeg een scherpe scheiding voltrokken tussen de hoge rechtspraak van
de graaf en zijn hoge vierschaar en de lage rechtspraak van de ambachts
heren, elk in hun eigen heerlijkheid. Oorspronkelijk was Zeeland beoosten
Schelde een baljuwschap van de graaf van Holland, evenals Kennemerland
e.d. In Zeeland ontbrak echter gewoonlijk de baljuw; zijn taak werd naar
Vlaams voorbeeld vervuld door de burggraaf253). Een baljuw van Zeeland
wordt slechts vermeld in de jaren 1247'52, 1266 en tijdens de korte duur
van de keur van 129 0 259).
De graaf oefende zijn rechtspraak uit met zijn leenmannen („homines
comitis") 26°) in de hoge vierschaar, die sinds 1323 afwisselend voor Bewes
ten Schelde te Middelburg, voor Beoosten Schelde te Zieriksee gehouden
werd 261Vermoedelijk kwam deze vierschaar van het eind der 13e eeuw tot
omstreeks 1450 jaarlijks bijeen 262). Hierin mochten alle Zeeuwse leenmannen
der grafelijkheid zitting nemen 263); wel werd het aantal leden vastgelegd in
71