de gewesten; dr. Lemmink ziet ook in deze verandering een teken, dat Zee land zich in deze tijd tot een afzonderlijk graafschap heeft ontwikkeld 338). Aan het begin van Albrechts regering hield deze te Geertruidenberg een dagvaart, waar o.a. gesproken moest worden over de rechten van Machteld van Lancaster, de vrouw van de krankzinnige Willem V. De Hollandse adel bleef weg, waarop de Hollandse steden zich onbevoegd verklaarden tot er kenning van haar aanspraken, zonder dat ridders en knapen aanwezig waren33'). Dit was een standenbijeenkomst van de drie graafschappen Henegouwen, Holland èn Zeeland. Het bestaan van afzonderlijke vertegen woordigingen blijkt daaruit, dat de Zeeuwse Machtelds rechten wel erkende, maar de Hollandse niet. Dr. Lemmink meent hier zelfs uit te mogen conclu deren, dat de band tussen Holland en Zeeland hier even los bleek te zijn als die tussen Zeeland en Henegouwen. Hij spreekt zichzelf echter tegen, door daarop te laten volgen: „Het enige verschil is, dat Zeeland geen eigen landsheerlijken raad heeft, maar in die van Holland vertegenwoordigd is." De oorzaken van de band tussen Holland en Zeeland ziet hij, terecht naar wij menen, in de naburige ligging, het gelijke karakter van de beide aan zee liggende gebieden en de omstandigheid, dat historisch gegroeide toestanden moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt 340). In een ongedateerde en ongezegelde memorie, die in jan. 1362 moet zijn opgesteld als gevolg van een dagvaart te Breda van afgevaardigden uit Henegouwen, Holland en Zeeland en welke betrekking heeft op een geschil over een aandeel in het bestuur tussen Willem V's vrouw Machteld en de ruwaard Albrecht, werd o.a. bepaald, dat Albrecht elk der drie graafschap pen zou besturen met goede lieden, die in de betreffende landen geboren en er gegoed waren341). In dit document, waarvan de betekenis niet geheel duidelijk is, is zowel sprake van de raden van elk der drie graafschappen als van een raad der drie landen. Prof. Jansma is van mening, dat een gezamenlijke raad der drie landen slechts tijdens een dergelijke gezamenlijke standenvergadering bestond 342). Evenmin gelooft hij trouwens aan een naast elkaar bestaan van een raad voor Holland en een raad voor Zeeland s43). In 1379 deed de ruwaard Albrecht een uitspraak, waarbij de kooplieden van Middelburg en Zieriksee vrij verklaard werden van het Dordtse stapel recht. Tot de aanwezigen bij deze uitspraak behoorden vier raadslieden uit Henegouwen, acht uit Holland en zes uit Zeeland, welke laatsten als raden van Zeeland aangeduid werden 344). Na 1380 is er echter weinig meer van een „consilium Zelandie" te bemerken. In 1361 gaf Albrecht toestemming een schor tussen Noord-Beveland en Schouwen te bedijken en deed dat in aanwezigheid van Zeeuwse raden 345), maar in 1389 werd een bedijking bij Reimerswaal geregeld met alleen Hollandse riidders als getuigen 345). In de 78

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1965 | | pagina 132