Tijdens de Bourgondiërs werd de Raad een geheel gesloten college, soms
zonder een enkele Zeeuw erin. De landsvertegenwoordiging (ambachtsheren
vergadering is ontstaan uit de raad in ruimere zin. Het verschil tussen de
Staten en de bijeenkomst van ambachtsheren en steden ligt z.i. hierin, dat
in de Staten de ridderschap afgevaardigden stuurde en dat de ambachts
heren in persoon kwamen, niet als deputatie van hun stand, maar als ver
tegenwoordigers van een deel van het gewest 373).
Het ontstaan van de Statenvergadering in Utrecht uit een „grote raad"
en niet uit de raad in engere zin, is besproken door Prof. Immink 374). In het
algemeen is deze opvatting ook verdedigd door Prof. De Monté Ver Loren,
die schreef: „Meer en meer zijn de de raad vormende edelen en de goede
steden het medewerken aan het landsbestuur als een hun toekomend recht
gaan beschouwen. Zo ontwikkelde zich uit die bijeenkomsten van de lands
heerlijke raad, welke een politiek karakter droegen, een statenvergadering
van twee standen, van ridderschap en stemhebbende steden" 375).
Mr. Fruin beschouwde daarentegen de Staten van Zeeland en de grafelijke
vierschaar als oorspronkelijk één 376). Al eerder schreef Prof. Gosses, dat
Raad en Staten twee takken uit de zelfde stam waren, nl uit de „mannen",
uitgebreid met de stedelijke vertegenwoordigers 377). Prof. Rengers Hora
Siccama leidde hieruit de identiteit van hoge vierschaar en Statenvergadering
af 378). De opvattingen van Fruin en Gosses zijn bestreden door Lemmink 37');
de opvattingen van Lemmink weer in twijfel getrokken door Strubbe 380).
Het ligt buiten de bedoeling van deze studie om te trachten tot een
oordeel te komen over de vraag, of de Staten van Zeeland uit de hoge vier
schaar dan wel uit de raad in ruimere zin zijn ontstaan. Wij hebben echter
wel de indruk, dat het verschil tussen de standenvertegenwoordiging en
de met vertegenwoordigers der goede steden uitgebreide „mannen" 1400
gering en moeilijk te definiëren is. De twintigste-eeuwer zou graag een
duidelijke grens in competentie en taken willen afbakenen; de Middeleeuwer
zal zich echter bij onduidelijke en vloeiende afgrenzingen vermoedelijk niet
onbehagelijk gevoeld hebben.
Voor ons doel is echter van belang, dat de Staten van Zeeland een orgaan
vormden, dat duidelijk apart stond van de Staten van de andere gewesten
der Bourgondische hertogen, met name van die van Holland. De taken en
bevoegdheden der Staten beginnen weldra vaste vorm aan te nemen en zijn
voorlopig vastgelegd in de Zoen van Delft381). De hoofdzaak was het
consenteren van de bede, de „raison d'etre" der Staten 382). Merkwaardig
is nog, dat de naam Staten van Zeeland, behalve in de jaren 1425'28,
tijdens Philips de Goede niet meer voorkomt; zo zegt dr. Lemmink 383):
Liever sprak men van „ridderschap, edelen, ambachtsheren en steden" of
82