hadden, zoals Edwards reeds had opgemerkt. Topinard wilde het bericht van
A. Sasse over het voorkomen van zulke schedels in Nederland nauwelijks
geloven, „craignant que M. Sasse n'ait pas employé la méthode ordinaire."
Bekend met de publicatie van ,,M. Man" over de langwerpige schedels
„dans I'tle voisine de Walcheren" was Topinard van mening: „Deux popula
tions aussi différentes entre les deux mêmes branches de l'Escaut a son
embouchure, ce serait bien curieuxl". Topinard vergat het tijdsverschil te
vermelden: de 3e en 9e eeuw voor de Walcherse begraafplaats, rond 1500
voor die van Nieuwlande.
Later (1895) heeft De Man nog 14 schedels uit Nieuwlande beschreven
en in het hierna volgend artikel beschrijft dr Van Bork-Feltkamp er nog twee.
Alle schedels van deze vindplaats waren rond, niet langwerpig. Gezien de
vele immigraties en verschuivingen van bevolkingsgroepen, waarop reeds
Van Cruysselbergen gewezen heeft, is het niet zo verwonderlijk, dat rond
1500 in Zuid-Beveland hier of daar rondhoofdige individuen voorkwamen,
maar wel, dat de inwoners van een geheel dorp zo eenvormig waren (voor
zover wij een dorp van misschien enkele honderden inwoners uit 26 schedels
van begravenen mogen beoordelen.)
Nieuwlande was in het begin der 16e eeuw niet de enige bewoonde plaats
in Zeeland, die een in meerderheid rondhoofdige bevolking had. 7 km noor
delijker lag de stad Reimerswale. Ten gevolge van de overstromingen van
1530 en 1532 is deze stad als een eiland binnen zijn wallen in het water
komen te liggen. In 1632 is de bewoning geëindigd. Ook hier zijn tussen
1883 en 1926 schedels verzameld en in wetenschappelijke verzamelingen
geborgen. De meerderheid dezer schedels was kogelrond. Dat hier ook
een kleine minderheid van langwerpige schedels gevonden is, heeft De Man
wel terecht verklaard uit het karakter van Reimerswale als havenstad.
Ook in Wante's Kuipe aan de Noordkust van Noord-Beveland 17) en in
het verdronken land van Saaftingen it*) zijn zulke concentraties van rond
hoofden uit het begin der 16e eeuw gevonden.
Recente onderzoekingen van J. Huizinga (Utrecht) in oude begraaf
plaatsen in Schouwen leverden eveneens belangrijke percentages rondhoof
den op.
Om technische details te vermijden vereenvoudig ik de voorstelling van
zaken door slechts „(kogel)rond" en „langwerpig" als schedelvormen
tegenover elkaar te stellen. In werkelijkheid gaat het ook om andere
kenmerken van de schedel, en zijn bij de levende mens ook de kleur van
haar en ogen als ras-kenmerken van belang. Om aan het begrip „kogelronde
17) De Man, 1885.
17) De Men, 1885.
1 1