31. v. d. Bergh II, no. 151, uit 1266. 32. v. d. Bergh II, no. 679; zie ook be neden p. 65-66. 33. A.w. p. 19. 34. De Fremery no. 263, v. d. Bergh II no. 772; zie beneden p. 66. 35. Gosses. Recht. org. p. 20. 36. Idem p. 19. 37. Bedoeld moet zijn: na 1300. 38. Gosses. Recht. Org. p. 21; vet gedrukt op ons initiatief. 39. Idem p. 264; het woord graafschap was gecursiveerd door de schrijver. 40. Idem p. 21. 41. v. d. Bergh I, no. 206. 42. Lemmink p. 16. 43. Aan het einde van de keur van Mid delburg van dat jaar staat nl.: „Hanc legem juraverunt domina Johanna comi- tissa Flandrie, Willelmus Hollandie comes, et eorum castellani de Selandia" (v. d. Bergh I, no. 261). 44. Gosses. Recht. org. p. 20-21. 45. Zie v. d. Bergh II, nos. 185 en 387. 46. Gosses. Recht. org. p. 15 en 199. 47. Idem p. 201. 48. D.w.z. in Zeeland, zie beneden p. 59-60. 49. Gosses. Recht. org. p. 235. 50. Idem p. 186-187. 51. Idem p. 242; zie ook Fruin, Prov. Zld. p. 54. 52. Gosses. Recht. org. p. 201. 53. Er is misschien een lacune geweest in de vervulling van het ambt. Tussen Mach- teld en Adriaen van Cruningen (1433) wordt alleen vermeld Jan van Renesse, heer van Maelstede (1400). Men zie de lijst in: M. Smallegange, Nieuwe Cronyk van Zeeland (1696), p. 318; schrijver noemt deze echter zelf „gantsch onvol- maeckt". 54. Fruin. Prov. Zld. p. 54 e.v. De ge noemde rentmeesters beheerden de do meinen, inden de beden en hieven ook de boeten in Zeeland. Soms was er één rentmeester in Zeeland, maar gewoonlijk twee; speciaal sinds 1390 is de eenheid op dit gebied slechts korte tijd af en toe hersteld. Zie Fruin, Prov. Zld. p. 55-56 en Lemmink p. 98; lijsten van de rent meesters van Beoosten en Bewesten Schelde, resp. sinds 1317 en 1327, in Smallegange, Nieuwe Cronyk van Zee land, p. 319-321. 55. Gosses. Recht. org. p. 241. 56. Idem p. 201; zie ook Fruin, Prov. Zld. p. 54. 57. Lemmink p. 98. 58. Zie boven p. 51. 59. Fruin. Prov. Zld. p. 4. 60. Idem p. 4. 61. Idem p. 7. 62. Idem p. 7. 63. Idem p. 4. 64. Robert Fruin. Geschiedenis der Staatsinstellingen in Nederland tot den val der Republiek. Uitgegeven door H. T. Colenbrander. 's-Gravenhage, 1901. p. 79. 65. In zijn bespreking van Lemmink's dissertatie „Het ontstaan van de Staten van Zeeland en hun geschiedenis tot het jaar 1795". B.G.N. dl. X, 1956, p. 141. 66. J. Huizinga. Scaldemariland. Ver zamelde Werken, dl. I, Haarlem 1948. p. 568. 67. H. G. A. Obreen. Oorkondenboek van Holland en Zeeland. 19372. no. 104; ook v. d. Bergh I no. 102. 68. Obreen a.w. no. 173; ook v. d. Bergh I no. 141, die van Brunisila spreekt; hiermee moet het toenmalige eiland Bor- selen bedoeld zijn. 69. Obreen a.w. no. 185; ook v. d. Bergh I no. 147, met onjuiste datering. 70. De „Sceld" is de Oosterschei de. De Hiddeneze, ook wel Hedinzee, Heydenzee, Heydiinszee e.d., was een geul of stroom, die dwars door het toenmalige eiland Wulpen, in de latere mond van de Wes- terschelde, liep. Zie A. A. Beekman. Ge schiedkundige Atlas van Nederland. Hol land, Zeeland en Westfriesland in 1300. ill Zeeland. 's-Gravenhage 1921. p. 14-17, en de bijbehorende kaart, blad VI. 71. v. d. Bergh I no. 156, door de uit gever gedateerd vóór 1178. 72. v. d. Bergh 1 no. 176, door de uit gever gedateerd vóór sept. 1197. 73. In het regest staat Zubburg; bedoeld is Souburg. 74. v. d. Bergh I no. 178; zie ook be neden p. 62. 75. v. d. Bergh I no. 183. 76. In: Fontes Egmundenses, uitgegeven cloor O. Opperrnann. Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap, 3e serie no. 61. Utrecht 1933. 77. A.w. p. 191 (A° 1197), 197 (A° 1203), 200, 201, 203, 205 (A° 1204). 78. Idem p. 198 resp. 199 (A° 1203). 79. v. d. Bergh I no. 185, anno 1200. 80. De Fremery no. 31, door de uitgever gedateerd 1202 1212. 81. In het verdrag van 1204 tussen Lode- wijk van Loon en de graaf van Vlaan deren (v. d. Bergh I no. 198). Volgens Gosses (Recht. org. p. 1) moet dit „per- tinentem ad Selandiam" worden begrepen 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1965 | | pagina 142