opzichte dezer hypothesen nog hetzelfde standpunt in en gebruikt deze wederom ter verklaring der toenmalige bevolking. Op den duur echter heeft geen dezer vier hypothesen de kritiek door staan. In Nederland heeft Holwerda in 1910 in De Gids de aanval erop geopend. De discussie erover moet ik terzijde laten. Ten slotte zijn taal kundigen, oudheidkundigen en anthropologen het er nu wel over eens, dat Kelten en Germanen elk door hun taal en overige cultuur gekenmerkt waren, maar dat beide volkeren, wat lichaamsbouw betreft, zeer gemengd waren en dat onder de dragers dezer culturen zowel ronde als langwerpige hoofden voorkwamen. Archaeologische overblijfselen van Keltische cultuur zijn in Nederland slechts in het Zuidelijk deel gevonden, volgens sommigen ook in Zeeland. Toen de dragers dezer cultuur immigreerden (om een jaartal te noemen: 600 a 700 v. Chr.), waren er in Nederland, o.a. in het delta-gebied reeds lang andere volken gevestigd, die hun sporen in de bevolking van Zeeland der 15e en der 20e eeuw kunnen hebben nagelaten 22). Tevens moeten wij er rekening mee houden, dat vele delen van het deltagebied afwisselend nu eens wel, dan weer niet voor mensen bewoonbaar waren. De oudste bekende vertegenwoordigers van Homo sapiens waren niet rondhoofdig. De vraag moet dus gesteld worden, wanneer en waar rond- hoofdige mensen het eerst opgetreden zijn. In dit verband moet ik terug komen op Bolk. Deze is de eerste geweest, die de verhouding van lengte en breedte van 87 oude Bevelandse schedels in een frequentie-kromme heeft weergegeven 23). Daarbij bleek, dat deze kromme tweetoppig was, in plaats van de normale waarschijnlijkheidskromme van Quételet, die een sta tistisch werkend bioloog bij een groep gelijksoortige individuen verwacht te vinden. Ik heb dit nogmaals nagegaan aan een groter aantal (258) laat- Middeleeuwse schedels uit Zeeland, door ook de door De Pauw Jacques, De Man en J. Sasse gepubliceerde waarden in de curve op te nemen, en vond een drietoppige kromme.24) Huizinga 25) vond voor schedels uit Klaas- kinderkerke (Schouwen) een tweetoppige kromme. In al deze gevallen liggen de toppen bij overeenkomstige waarden (kleine verschillen kunnen uit de toegepaste meet- en rekentechniek verklaard worden). Precies de zelfde tweetoppige frequentie-kromme heeft C. U. Ariêns Kappers bij vele groepen van rondhoofdigen in Europa en Azië gevonden 26). Een bevredi gende verklaring voor de meertoppigheid dezer frequentie-krommen is m.i. nog niet gegeven, maar ik zie er een aanwijzing in voor een sterke genetische 22) Trimpe Burger. 23) 1908, p. 153. 24) 1938, p. XVI. 25) 1964, p. 565. 26) 1934 a en b. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1965 | | pagina 17