grootste breedte ligt links verder van de mediaanlijn en meer naar achteren dan rechts. De hoofdvorm van de omtrek is min of meer rhomboid; occipi- taal puilt de schedel links meer uit dan rechts. Norma occipitalis. De omtrek is van boven rond. Onder het inion verloopt een gootvormige inzinking van links naar rechts. Norma basalis. Het foramen magnum vernauwt zich sterk naar voren. Het planum nuchale is tamelijk vlak en de stand van de clivus eveneens. Norma lateralis. Het os frontale is gekenmerkt door een aan het nasion beginnende licht bomberende welving, die tegen het bregma zwakker wordt; niet veel verder caudaal bevindt zich de kruin, waarachter een welving begint, waarin de sterk uitpuilende schelp van het os occipitale is opgenomen. Voorbij het inion verloopt de omtrek schuin naar beneden. De uitwendige opening van de gehoorgang is rond. 25. Welle 2425 b Calvarium van tamelijk donkerbruine beenderen. Links is jukboog intact, rechts ontbreekt deze met een stuk van de orbita. De naden zijn, met uitzondering van de laterale delen van de sutura coronalis, alle te vervolgen. Norma facialis. De bovenomtrek loopt aan weerskanten enigszins schuin naar boven, maar de top is verbreed. De arcus superciliaris is aan weers kanten dermate ontwikkeld, dat men erboven een duidelijk gootvormige inzinking aantreft. De neuswortel is breed. De lange as van de orbita helt min of meer lateraalwaarts. De fossa canina is van matige diepte. Norma verticalis. De hoofdvorm is sphenoid. De rechter „Parietalhöcker" is belangrijk sterker ontwikkeld dan de linker. Norma occipitalis. De schedel is in dit aspect vrij hoog; de omtrek is enigszins hoekig. De lambdanaad vormt niet alleen in het midden een punt omhoog, maar ook ter weerszijden ervan. Het bovenste deel van het os occipitale puilt sterk uit, daaronder valt het oppervlak gootvormig in, links meer dan rechts. Norma basalis. Het planum nuchale is tamelijk ruig; de kuilen, waarin de canalis condyloideus uitmondt, zijn diep. De clivus heeft een matige helling en de fossa glenoidalis is ruim in fronto-caudale richting. Van het gebit zijn aanwezig beide tweede molaren en links de tweede praemolaar en de eerste molaar, alle gaaf en afgesleten. Het foramen jugulare is rechts aanzienlijk wijder dan links. Norma lateralis. Er is geen prognathie en de neusbeenderen springen niet bijzonder uit. Boven de neuswortel is de omtrek saillant; verderop verloopt de frontale welving tamelijk flauw. Het bregma en het bovenste deel van de coronaalnaad liggen in een verhevenheid. De sutura sagittalis volgt een 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1965 | | pagina 41