achterzijde door een tongetje zelfs in tweeén gedeeld. De fossa glenoidalis
is in vóór-achterwaartse richting vrij nauw. Rechts is de columella auris
grotendeels aanwezig.
Norma lateralis. De kromming van het os frontale is boven het nasion
zeer steil, wat bijdraagt tot de sterke totale welving. Deze zet zich tot de
kruin voort. Daarna wordt de omtrek nagenoeg recht om dan over te gaan
in de geprononceerde occipitale kromming, die in de omgeving van het inion
nog een extra accent krijgt. De lange as van de omtrek van de porus acus-
ticus helt enigszins naar voren.
31. Reimerswaal 5. Fragmenten van dunne bruine beenderen met bases
van Balanus. Aanwezig zijn van het neurocranium voorhoofds-, wand- en
achterhoofdsbeenderen aan elkaar, verder los het linker os temporale met
eraan vast een deel van het sphenoid, voorts een deel van het rechter os
maxillare met een praemolaar en twee molaren, de onderkaak met twee
molaren en tenslotte een losse tand, een dito praemolaar en een dito molaar.
De naden zijn te vervolgen.
Norma frontalis. Er is weinig frontaal relief, maar het metopion tekent
zich vrij duidelijk af. Vrijwel zeker is de schedel die van een vrouw. De
bovencontour is niet zuiver rond, maar loopt aan weerskanten naar het
midden toe op.
Norma verticalis. De omtrek is ovoid.
Norma occipitalis. De omtrek begrenst een tamelijk smalle schedel met
een aanduiding van lophocephalie. Het planum nuchale is vrij glad; in frontale
richting wijkt de crista naar rechts af.
Norma lateralis. De rest van de sutura nasalis wipt naar voren enigszins
op. De glabella wordt gevolgd door een steile stijging, die overgaat in een
flauwe welving. Deze zet zich voorbij het bregma voort tot de kruin; niet
ver daarachter is de omtrek recht, welke schedelafplatting zich voortzet tot
voorbij het lambdapunt. De afzonderlijke occipitale uitpuiling is derhalve
niet op één lijn te stellen met een chignon. In tegenstelling tot de overige
schedelfragmenten is de onderkaak vrij zwaar. Aan de rechtercondyle ont
breekt het meest laterale deel en aan de linker ramus ascendens de angulus
met omgeving. Van het gebit zijn nog aanwezig de rechter eerste en tweede
molaar, beide gaaf, maar sterk afgesleten. De protuberantia mentalis tekent
zich nauwelijks af, het tuberculum mentale wordt links gerepresenteerd door
een stompe verhevenheid en rechts door een van boven naar beneden ver
lopend kammetje. Het foramen mentale bevindt zich onder de tweede prae
molaar. De ramus ascendens is breed en heeft een steile stand. Links en
rechts is er een spits tuberculum geniale. De linea obliqua is kort en de
40