TWEE MENSENRASSEN IN ZEELAND Een inleiding en literatuur-overzicht door P. J. VAN DER FEEN. Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen heeft reeds in het eerste jaar van zijn bestaan (1769) een prijsvraag uitgeschreven, waarvan het begin luidde: „Welken zijn de bewoners van Zeeland geweest tot aan de vijftiende eeuw?" (Het vervolg der prijsvraag betreft culturele eigenschappen dezer bewoners en doet nu niet ter zake.) Het door Didericus van Cruyssel- bergen (geb. 1728), rector Gymnasii te Vlissingen, ingezonden antwoord is door het Genootschap met goud bekroond en in 1771 uitgegeven. Zijn antwoord op de eerste vraag luidt, verkort weergegeven, als volgt: De gissingen over de bewoners van Zeeland, vóór de komst der Romeinen, zijn zeer onzeker; misschien waren het Kelten. Deze schijnen omtrent de derde eeuw verdreven te zijn door de Franken, die omtrent het midden der vierde eeuw door de Saksen verjaagd werden. Deze Saksen werden op hun beurt verjaagd door de Friezen, die vervolgens het veld moesten ruimen voor een nieuwe generatie Franken. Ondertussen hielden Denen en Noormannen hier ettelijke tijd verblijf, vooral in Walcheren, en deze zullen zich onder de overige bewoners gemengd hebben. De vraag was reeds eerder door Smallegange (1696, p. 17 sqq.) op zijn wijze uitvoerig beantwoord, maar zijn antwoord heeft de Zeeuwen van 1769 blijkbaar toch niet kunnen weerhouden de vraag opnieuw te stellen. Het is duidelijk, dat Van Cruysselbergen zijn gegevens aan gedrukte bronnen ontleend heeft. Hij heeft juist gezien, dat in Zeeland een stuivertje verwisselen van volksstammen en culturen heeft plaats gehad, hetgeen een mengelmoes van bevolkingselementen doet verwachten. Maar toch kan zijn antwoord ons niet geheel meer bevredigen, omdat wij rekening moeten houden met nieuwe interpretaties zijner gegevens, met nieuw ontdekte literaire bronnen en bovendien met taalverschijnselen, rechtshistorie l), volkskunde, bloedgroepen en bodemvondsten. Deze laatste kunnen ons in lichten over het milieu (terreingesteldheid, klimaat, flora, fauna, enz.), over de materiéle cultuur en over de lichaamsbouw der vroegere bewoners van de streek. Daarbij is onderzoek van oude begraafplaatsen belangrijk en dit is in Zeeland reeds in de 17e eeuw begonnen. 1) Bijv. E. M. Meyers, Ligurisch erfrecht. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1965 | | pagina 5