Dr Gerard Sandifort (geb. 1179 f 1848), hoogleraar in anatomie en
physiologie te Leiden heeft de schedel-collectie van het anatomisch instituut
aldaar met royale illustraties gepubliceerd 12). Hij was een der leermeesters
van dr Jan Cornelis de Man (geb. 1818 t 1909), die later zo voortreffelijk
anthropologisch onderzoek in Zeeland verricht heeft 13).
Iedere schedel, die in de periode 17751850 (en ook nog wel later) in
een collectie opgenomen werd, kwam daar met het etiket van een volk,
Chinees of Javaan of wat ook, en dit volk was als regel door hoogstens twee
of drie stuks in de collectie vertegenwoordigd. Deze kleine aantallen ver
leidden menig onderzoeker tot de veronderstelling: alle Chinezen (resp.
Javanen, Indianen, Eskimo's) hebben dezelfde vorm van schedel als het
exemplaar, dat dit etiket draagt, in mijn collectie. Hier ligt een der oor
sprongen van een veel voorkomend misverstand: een volk, gekenmerkt door
culturele eigenschappen, wordt verward met een ras, dat per definitie te
onderscheiden is aan lichamelijke kenmerken. Slechts bij uitzondering,
althans in Europa, vertonen alle vertegenwoordigers van een bevolkings
groep, die een eigen cultuurpatroon heeft, ook in lichamelijk opzicht een
verregaande overeenkomst. Regel zijn daarentegen mengingen, zoals die,
waarop reeds Van Cruysselbergen (1771) op historische gronden gewezen
heeft.
Amédée Thierry (geb. 1797 t 1873) heeft in geniale eenzijdigheid de
geschiedenis van Frankrijk in Oudheid en Middeleeuwen in scherpe trekken
getekend als een dramatische strijd tussen de degelijke, ijverige en rustige
oorspronkelijke bewoners van Gallié en ruwe agressieve invallers, eerst de
Kimbren, toen de Romeinen, later de Franken. Zijn leerling W. F. Edwards
legde verband tussen deze ethnische en politieke tegenstelling onder de
bevolking van Frankrijk enerzijds en verschillen in lichaamsbouw anderzijds.
In een open brief aan A. Thierry schreef hij: (1841) les Galis ou Gaulois
propres de César ont ,,la tête arrondie de manière a se rapprocher de Ia
forme sphérique; Ie front est moyen, un peu bombé et fuyant vers les
tempes; les yeux sont grands et ouverts; Ie nez, a partir de la dépression a
sa naissance (neuswortel) est a peu prés droit, c'est a dire qu'il n'a aucune
courbure prononcée; l'extrémité en est arrondie, ainsi que Ie menton; la
taille est moyenne... Quant a la région septentrionale de la Gaule, comme
siège principal des Kimris (dat zijn de Kimbren der vaderlandse geschie
denisboekjes), voyez encore la singulière coincidence. Dans un voyage
précédent je parcourus une grande partie du littoral de la Gaule-Belgique
de César, depuis l'embouchure de la Somme jusqu'a celle de la Seine. Eh
12) 1838-'43.
13) Schout», 1915, p.
7