HET VERDWIJNEN VAN DE KLEDERDRACHT Een onderzoek in drie Zeeuwse dorpen door M. E. DE HOOGH, soc. drs. en C. HOFMAN, soc. drs. De uitvoering van dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door een subsidie van het Prins Bernhardfonds en van het Anjerfonds; medewerking werd verleend door de Stichting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel Werk. Dit artikel is in 1961 geschreven als een scriptie voor het doctoraal-examen in de sociologie aan de rijksuniversiteit te Utrecht. INLEIDING Tot nu toe is in de literatuur over de klederdrachten voornamelijk de historische ontwikkeling en de samenstelling van de dracht beschreven. Wij zullen ons hier dan ook niet mee bezig houden. Voor een beschrijving van de Zeeuwse klederdrachten verwijzen wij naar „Bijdragen tot de kennis der klederdrachten in Zeeland en haar onderling verband van 1700 tot heden" door J. de Bree, in Archief, Mededelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Over het verdwijnen van de klederdrachten is weinig geschreven; de pu blicaties beperken zich voornamelijk tot artikelen in tijdschriften en dag bladen. Na het lezen van de publicaties en na enkele oriënterende gesprekken, hebben wij een aantal factoren geselecteerd, die van invloed zijn op het verdwijnen van de klederdrachten, om deze aan een nader onderzoek te onderwerpen. Deze zijn: I. Materiële factoren: de duurte van klederdracht, de schaarste, het onderhoud en eventueel het ongemak van dracht. II. Sociologische factoren: de rol van de tweede wereldoorlog en de eva cuatie, de invloed van het toerisme, de verminderde isolatie (zowel geografisch als sociaal) en de invloed van de godsdienstige overtui ging en van de sociale controle. III. Sociaal-psychologische factoren: de beleving van de dracht door de dragers. WERKMETHODE Om practische redenen moesten wij ons onderzoek beperken tot Walcheren en Zuid-Beveland: hier wordt nog het meest de klederdracht in het gehele gebied gedragen; elders in Zeeland is de dracht niet, of bijna niet meer aanwezig, voornamelijk nog in Axel in Zeeuws-Vlaanderen. Een aantal factoren is van invloed op het verdwijnen van de dracht. Ideaal zou zijn geweest wanneer we per factor konden nagaan hoe de in vloed ervan is, door twee dorpen te nemen waar deze éne factor in het éne dorp wel aanwezig is en in het andere niet. Door zo steeds twee dorpen te nemen waar telkens één andere factor als variabele geldt, zou men kunnen nagaan hoe per factor de invloed is op het afleggen van dracht. Niet alleen is dit een tijdrovende en kostbare bezigheid, maar bovendien is het on- 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1966 | | pagina 53