Na de lagere school bezoekt de jeugd de ULO, LTS of huishoudschool, zeer weinigen gaan naar de landbouwschool. De meisjes gaan later werken in winkels en kantoren in het dorp en in Middelburg. Middelburg is vanouds het verzorgingscentrum voor de Westkappelaars, alhoewel de afstand tot Vlissingen iets kleiner is. Het bezoek aan de don derdagse markt in Middelburg is een vaste gewoonte van velen. De bevolking is gehecht aan haar dorp. Men trekt weinig weg en het komt zelfs voor dat mensen op hun oude dag naar hun geboortedorp terugkomen om er de rest van hun leven door te brengen en om te kunnen worden begra ven „onder de toren". Westkappelaars voelen zich anders dan de rest van Walcheren en worden door deze rest ook als anders beschouwd, zoals bleek uit gesprekken in en buiten Westkapelle. (De mythe bestaat dat de West kappelaars rechtstreeks van de Noormannen afstammen. Men heeft daarom zelfs de voetbalclub de naam „De Noormannen" gegeven!). Voor de oorlog werden er practisch geen huwelijken gesloten van Westkappelaars met men sen van „achter de toren" overig Nederland). Hierdoor komt het ook dat er weinig variatie in de achternamen bestaat; men kent elkaar via de bijnaam. Na de tweede wereldoorlog is er veel veranderd, dit bleek ook uit de ver zwakking van de sociale controle. Toch bestond die in 1947 nog vrij sterk, want toen b.v. het eerste meisje in het wit trouwde, werd dit algemeen beschouwd als een uiting van hoogmoed, en ook het verbreken van de ge woonte van het vernoemen van de grootouders, met meestal typische boeren- namen, werd door de gemeenschap afgekeurd. Genoemde voorbeelden worden nu niet meer als ongewoon beschouwd. Werd de aanwezigheid van toeristen vlak na de oorlog niet gewaardeerd, nu behoort het stenen gooien naar deze vreemdelingen tot het verleden en wordt hun aanwezigheid vooral uit economisch oogpunt op prijs gesteld. In het zomerseizoen 1960 bedroeg het aantal overnachtingen van toeristen ongeveer 100.000. Voorzover ten gemeentehuize was na te gaan, bleek in Westkapelle nog ongeveer 23% in dracht te zijn, waaronder slechts een zeer gering aantal mannen valt; onder de mannen zijn het slechts de ouderen (van 65 jaar en ouder) die de dracht trouw zijn gebleven. Tot de tweede wereldoorlog droeg practisch de gehele autochtone vrouwelijke bevolking en de kinderen nog klederdracht. Het verdwijnen van de dracht heeft zich in Westkapelle dus snel voltrokken. B. MELISKERKE De bevolkina telde op 1 januari 1960, 752 personen. Daarvan was 35,8% Gereformeerd Synodaal, 50,5% Gereformeerde gemeente en 13,3% Neder- 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1966 | | pagina 56