een nieuwe is moeilijk te krijgen, en is erg duur. (Deze muts is van kant). Een nieuwe muts wordt veelal verkregen door overname van iemand die dracht aflegt, of bij overlijden van een kennis of familielid. Men draagt de bovenmuts daar meestal alleen op zon- en feestdagen. Zelfs voor een bezoek aan de markt in Goes wordt al niet steeds meer de bovenmuts opgezet. Dit is ten dele een aanpassing aan de schaarste, maar ook een practische reden speelt hier een rol: de mutsen zijn enorme windvangers, en bij regenachtig weer kan er niet even een plastic kapje over gedaan worden. Op Walcheren heeft men wel speciale plastic kapjes voor regenachtig weer, maar dat is toch een bezwaar, want de muts eronder wordt slap. De stoffen voor de zondagse dracht zijn schaars, maar deze worden weinig aangeschaft. Men draagt de zondagse kledij, die men heeft aangeschaft bij belijdenis of huwelijk, tot op zeer hoge leeftijd. Vooral in Westkapelle en Meliskerke werd unaniem gezegd dat de stoffen nog te krijgen zijn en meestal in het eigen dorp. In Ovezande is het iets moeilijker. Een ander probleem is de schaarste aan kleermakers, jakkennaaisters en „opdoensters" (zij die mutsen stijven, strijken en plooien). Het kleermakers probleem is reeds genoemd. Het vinden van een jakkennaaister bleek in Meliskerke soms een probleem te zijn. Het laten opmaken van mutsen levert in Ovezande en Meliskerke moeilijkheden op. In Ovezande zijn er een paar vrouwen die het voor anderen doen, maar daar draagt men de trekmuts1) weinig dus het is niet zo'n groot probleem. Over het algemeen maakt men in Meliskerke minder vaak zelf mutsen op dan in Westkapelle. Er is dan soms nog wel eens een familielid die het doet. Is dat niet het geval, dan wordt het moeilijk een opdoenster te vinden: het is vrij zwaar werk, dus zo iemand neemt niet teveel mutsen aan. Verschillende vrouwen moeten er reeds voor naar een ander dorp. Vaak wordt dan al gezegd: ,,Nu de eerste drie maanden niet terugkomen hoor!" In Westkapelle worden mutsen nog vrij veel zelf op gemaakt en anders krijgt men wel hulp van een familielid: het is er ook goedkoper dan in Meliskerke en er kan dan ook niet van een urgent probleem worden gesproken. 3. IS DRACHT PRACTISCH? Op onze vraag of de dracht lastig was in het dagelijks werk, liepen de antwoorden van draagsters en niet-draagsters sterk uiteen. De draagsters vonden het voor het merendeel niet lastig: men was niet anders gewend. Bij het schrobben zorgt men ervoor de rokken iets minder lang te hebben en bij het traplopen houdt men er bijna automatisch rekening mee (men zorgt er- 1) bovenmuts. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1966 | | pagina 63