voor altijd één hand vrij te hebben als men een trap opgaat). De niet-draag- sters echter waren voor het merendeel van mening dat de burgerdracht veel gemakkelijker was in het dagelijks werk. Een ander bezwaar dat door een deel der draagsters wel werd gevoeld, was het ongerief van dracht aan het strand en de warmte van de dracht in de zomer. Vooral het jak, dat zeer strak zit, is benauwd; ook 's winters in het werk is dit het geval. Een aanpassing hieraan vindt men bij een aantal draagsters, die in het werk een gewoon bloesje dragen. Aangezien men zo'n zwart jak niet extra vaak wast, is, gezien de warmte en strakheid er van, deze dracht niet erg hygiënisch. Een ander gebied waar men de dracht als onpractisch ervaart, is in het verkeer: op de fiets, maar nog veel sterker op de bromfiets en achterop de motorfiets, zijn de lange rokken hinderlijk. Tevens zijn de mutsen op Zuid- Beveland (speciaal de protestante wijde mutsen) lastig op de fiets. In open bare middelen van vervoer heeft men last van de rokken bij het uitstappen, omdat andere mensen nog wel eens per ongeluk op de rokken willen stappen. In schouwburg en bioscoop is de Zuidbevelandse muts niet te dragen, zij belemmert het uitzicht van de mensen er achter. Wat ook als bezwaar werd genoemd door een deel der draagsters en niet- draagsters was het meenemen van mutsen als men ergens gaat logeren: men moet dan meer dan één muts meenemen en de afmetingen van de stijve mut sen vereisen veel ruimte in koffers en dozen. In het werk in huis voelden de draagsters de dracht niet als een bezwaar, maar een aantal vond de dracht wel lastig in het werk op het land; hier oefende de overall een grote aantrekkingskracht uit. Wij zagen dan ook een vrouw op het land werken in overall met daarboven de witte muts van de dracht! In het onderhoud bleek de dracht door velen niet als practisch ervaren te worden; de meeste niet-draagsters waren blij dat ze van het onderhoud af waren en een deel der draagsters vond het onderhoud niet meevallen, ook al waren velen het gewend. Vooral het wassen, stijven, strijken en plooien van de mutsen is een veeleisend werk, waarvoor een speciale handigheid ver eist wordt. Het werd van moeder op dochter geleerd, maar lang niet alle vrouwen in dracht kunnen nu hun eigen mutsen „opdoen", terwijl vele oude vrouwen er van af moeten zien omdat het werk te zwaar voor hen is. Kan men het niet zelf, wat op Ovezande vrij algemeen voorkomt, dan moet het worden gedaan door speciale opdoensters. Welke rol spelen nu deze bezwaren? De draagsters voelen ten dele deze ongemakken wel, maar zij zijn niet anders gewend. De niet-draagsters zagen de bezwaren veel sterker en roemden het gemak van de burgerdracht. Vaak 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1966 | | pagina 64