werd gezegd dat men daarom de dracht had afgelegd. Gezien de mening der draagsters, geloven wij toch niet dat bij een zo groot aantal niet-draag- sters dit ongemak een doorslaggevende factor is geweest. Pas toen men de burgerkleding droeg, realiseerde men zich dit vroegere ongemak eerst ten volle. Wij menen dus te mogen aannemen dat voor sommige niet-draag- sters dit noemen van het ongemak van de dracht een rationalisatie is, teneinde een aannemelijke reden te kunnen geven voor het afleggen. Ook de mannen hebben een mening ten aanzien van de bezwaren van de vrouwendracht. Waren zij aanwezig bij het interview dan werd nog al eens opgemerkt dat de vrouw in dracht een wandelend speldenkussen was, het geen men maar lastig vond! (in de dracht worden veel spelden en geen of weinig knopen gebruikt); hetzelfde gold voor de muts die altijd netjes moet zitten. Uit de opstellen van de leerlingen van de hoogste klas van de lagere scholen bleek dat de kinderen het voor het overgrote deel vervelend vonden dat moeder zo lang werk had met het aankleden; vooral als ze eens met moeder uitgingen, moesten ze altijd lang wachten eer moeder klaar was. De vrouwen zelf vonden niet dat het aankleden overdreven veel tijd vroeg, ook al moest men het zeker twee keer per dag doen: 's ochtends en 's middags als het werk klaar is en men zich verkleedt. Maar om ook alle kinderen te moeten kleden in dracht, zoals vroeger, was een heel werk. Dus wat dat be treft hadden de moeders geen bezwaar tegen het afleggen van de kinder dracht door hun kinderen. De meningen van de kinderen over de dracht van moeder liepen nogal uiteen. Sommige kinderen zouden het raar vinden als moeder de dracht zou afleggen, terwijl anderen het zouden toejuichen. Als moeder de dracht reeds had afgelegd, vonden de kinderen dit meestal wel fijn, alhoewel ze de dracht op zichzelf wel mooi vonden. Wij laten hier ten slotte enige citaten uit de opstellen volgen om een indruk te geven van de meningen van de kinderen: ,,Mijn moeder die wilt graag op haar burgers. Ze zei: „Dat kost weer wat" en daarom doet ze dat niet. Ik wil ook zo graag dat ze op d'r burgers gaat Maar ze zei: „Nou moet je niet al maar zeuren, want ik ben het glad beu". „Vader zegt 's zondags dikwijls: „Je hebt langer tijd nodig om je te kleden dan dat je in de kerk zit". „Mijn ouders dragen de klederdrachten niet meer, daar ben ik blij orn. Vroe ger ben ik met vader en moeder dikwijls naar de markt gegaan. Maar dat duurde dan heel lang voor ze klaar was. Het was eerst onderjurken aan, dan d'r rokken en jak, ondermuts en muts. Dan moesten we natuurlijk flink haas ten naar de bushalte". „Klederdrachten vind ik erg mooi, maar ik zou niet graag op mijn boers zijn, 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1966 | | pagina 65