we de literatuur ter hand dan leest men b.v. bij Dr. Breek1) „De Bevelander
heeft een melancholieke inslag waarbij o.a. de afhankelijkheid van het zee
klimaat en de strijd tegen de overmacht van de zee genoemd wordt als een
verklarende factor. Hij is als plattelander gesloten en uit zich moeilijk. Van
nature voelt hij conservatief aan, en is moeilijk ontvankelijk voor nieuwe
dingen." Hij stelt met nadruk dat het geen zin heeft om de verschillende
geestelijke kenmerken der kerkgenootschappen op te sporen, omdat er sprake
is van één Bevelandse geestesgesteldheid.
Onze pogingen om tijdens ons onderzoek verschillen in mentaliteit op te
merken tussen beide kerkelijke groeperingen leverden geen resultaat op. Ons
bleek dat men zowel in R.K. als in protestante kringen sterk gehecht was
aan traditie. Wel werd in verschillende gesprekken door sleutelpersonen een
mening gegeven en de vraag die daarin herhaaldelijk naar voren kwam, was
die of de primeur bij het afleggen van de dracht in Ovezande toekwam aan
de katholieken of aan de protestanten. Dit zou gedeeltelijk kunnen samen
hangen met de mentaliteit van beide groepen, maar ook met allerlei andere
factoren, o.a. de economische omstandigheden. De verschillende gespreks
partners spraken elkaar op al deze punten tegen en aangezien het niet
mogelijk was op een andere wijze na te gaan of het nu de katholieke groep
of de protestante was die het eerst begonnen is de klederdracht vaarwel te
zeggen en er dus geen verklaring voor te vinden is, laten wij dit punt rusten.
Zo zou Dr. Breek dus gelijk hebben als hij beweert dat het geen zin heeft in
te gaan op de geestelijke achtergrond van de verschillende kerkgroepen
omdat het karakter en de mentaliteit van de Zuidbevelandse bevolking vrij
homogeen is.
Een punt dat meer hout snijdt maar dat met de godsdienstige instelling
niets meer te maken heef, is dat de boeren die, zoals men ons vertelde,
vroeger een vrij sterk standsbewustzijn hadden, lang de klederdracht
als een echte hoerendracht gezien hebben, en uit gehechtheid aan tra
ditie de dracht graag lang hebben gedragen. De landarbeiders die in de
jaren '30 een financieel zeer moeilijke tijd doormaakten, werden voor steeds
grotere problemen geplaatst als het ging om het in dracht steken van hun,
in het katholieke Ovezande, talrijke kinderen. Hieruit kan men ook verklaren
dat de landarbeiders het eerst het initiatief namen tot het verbreken van de
gewoonte om de kinderen bij hun eerste plechtige communie in de, door de
sieraden en muts, kostbare dracht te kleden. Toch schijnen de boeren niet
1) Handboek voor de Pastorale Sociologie, deel 1, 1953. Dr. B. Breek: Noord- en Zuid-
Beveland; paragraaf 6: Kerkelijk-godsdienstig en geestelijk leven der bevolking.
75