ontwaakt zich aan te passen aan het leven zoals zij dat elders ontmoetten; zij wilden geen uitzondering zijn: het uiterlijk, dus de kleding, het eerst waarneembare, werd „genormaliseerd", d.w.z. naar de nieuwe norm ver anderd. Het toerisme bracht gedeeltelijk hetzelfde effect teweeg, ook hier kan men een acculturatie waarnemen: de toeristen die Zeeland binnenkomen, vooral op Walcheren, na de tweede wereldoorlog in grote getale, brengen hun levenswijze, en daartoe behoort ook de wijze van kleden, binnen het dorp. Na de oorlog is ook het reizen van de Zeeuwen zelf bijzonder toegenomen en ook dat bracht velen er toe de dracht te ruilen voor burgerkleding. Onder de paragraaf „isolatie" gaven wij weer hoe de samenhang is van de isolatie-opheffing, zowel geografisch, als in het vlak van de massacommunica tiemedia, en ook uit sociaal oogpunt met het al dan niet dragen van kleder dracht. De paragraaf „godsdienst en sociale controle" bevatte een beschrij ving van de godsdienstige instelling van de bevolking van de drie dorpen en een poging om door te dringen in het verband dat zou kunnen bestaan tussen religieuze opvatting, de mentalieit en het wel of niet dragen van dracht. In Meliskerke gaan de Gereformeerde Gemeente-leden ingetogen gekleed, vol gens de leer dragen zij geen versierselen, zoals strikken aan de krullen. Afge zien van dit verschil, kan men verder in de drie dorpen geen correlaties ont dekken, en we moeten dan ook zeggen dat verschil in godsdienst niet lijkt samen te gaan met verschil in het afleggen van de dracht. Met de mentaliteit hangt ook samen het verschil van de sociale controle: wij kwamen tot de conclusie dat tegenwoordig het terrein van de klederdracht, in tegenstelling tot vroeger, daar niet meer door wordt beheerst. Wij behandelden bovenstaande factoren in de verschillende hoofdstukken afzonderlijk, maar in werkelijkheid spelen zij zo door elkaar heen, dat het niet mogelijk is na te gaan hoe groot de werking van ieder van hen exact is, omdat ook de mogelijkheid om enkele factoren te isoleren uitgesloten is. Dus beperkten we ons ertoe of de van te voren geselecteerde factoren in de drie dorpen inderdaad werkzaam waren en op welke wijze. Hetgeen opvalt is, dat in Zeeland en speciaal op Walcheren en Zuid-Beveland, het tempo waarin de dracht verdwijnt per dorp zo verschillend is. Naast elkaar vindt men dorpen waarvan het éne nog veel klederdracht heeft, terwijl men in het andere de dracht vergeefs zal zoeken. Dit verschil tart de onderzoeker tot het vinden van een verklaring, en wij waagden een poging. Hiervan getuigt hoofdstuk VI. Door de constellatie van ieder van de gemeenten op Walcheren en Zuid-Beve land, op het terrein van de godsdienst, bedrijfsgrootte en beroepen na te gaan voor de tijd waarin in Zeeland nog algemeen klederdracht werd aange- 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1966 | | pagina 87