Boerhaave, gezonden aan Baster, en gedateerd 12 Febr. 1738, ter over legging aan de Royal Society is in het archief van deze instelling aan wezig (fig. 4). Deze Society placht haar leden per circulaire op te wekken om verslagen van belangrijke natuur-gebeurtenissen in te zenden, ter opneming in haar Philosophical Transactions (Aant. 9). Baster gaf enkele malen gehoor aan deze uitnodiging, zoals blijkt uit de bibliographie aan het einde van ons artikel1). Enkele jaren later, op 18 October 1745, werd hij benoemd tot lid van de Keizerlijke Academie der Natuuronderzoekers (Academia Caesarea Leo- poldino-Carolinae Naturae Curiosorum), op aanbeveling van Dr. Johan Daniel Schlichting (1705-1770), geneesheer te Amsterdam, zelf sedert 25 April 1740 ook lid van de Leopoldina 2). Voor het tijdschrift van deze Academie, Acta Physico-Medica zond Baster een serie medische waarnemingen in (Baster, 1748). In het archief van de Leopoldina bevindt zich een autobio graphic van Baster (Aant. 10). Een portret van hem is helaas verloren gegaan. Weer een tiental jaren later, op 15 Juli 1755, werd Baster gekozen tot lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. ,,lk ben de Hren Directeuren en Leden der Maatschappij seer verpligt, voor de eer... en voor de reflexie, die haar Edl. bij verkiesing van nieuwe leeden op mij sullen willen neemen" (brief van 10 Maart 1755 aan de secretaris). Tot zijn dood in 1775 onderhield hij een levendige briefwisseling met deze Maatschappij, hij wenste haar geluk met het verlenen van octrooi door de Staten van Holland en Westvriesland (brief 17 Aug. 1761) „Alsoo haar dit alle luijster en authoriteijt geeft, die zij zoude kunnen wensen" (Bierens de Haan, 1952, blz. 25-35 en 286-288), en stelde enkele nieuwe leden voor: Dr. D. Gallandat (1732-1782) te Vlissingen, Dr. P. Boddaert (1730-1796) te Utrecht en M. Slabber (1740-1835) te Middelburg. De laatste werd in 1767 gekozen, Boddaert in 1772, de eerste echter pas in 1777. Met ver- 1) In een brief van 29 November 1756 aan de secretaris der Hollandsche Maatschappij deelt Baster mede ,,De wetten der Engelse Societeijt, nootsaken haare leeden, ten minsten eens in seven jaaren, aan de Societeijt, iets mede te deelen, of men wordt ge schrapt" (Deze bepaling gold ook bij de Hollandsche Maatschappij, zie: Bierens de Haan, 1952, p. 9). Ik hebbe nu in mijn pligt eenigen tijd nalaatig geweest, ja soo, dat het hoog tijd word, daar aan te voldoen". 2) De leden ontvingen bij hun intrede een erenaam (cognomen), ontleend aan namen van klassieke onderzoekers. Zo droeg Schlichting de naam Nymphodorus II, en Baster ontving de naam Eudoxus III. Deze akademie kwam afwisselend in verschillende plaatsen van Duitsland bijeen. 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1967 | | pagina 39