scheidene directeuren en leden onderhield hij vriendschappelijke betrekkingen.
De Maatschappij onderhield niet alleen een museum, zoals wij reeds
zagen, maar gaf ook Verhandelingen uit, waarvoor Baster menige bijdrage
inzond. Het was verder in die jaren bij geleerde genootschappen gebruike
lijk om prijsvragen uit te schrijven, meestal over actuele onderwerpen. Toen
de Maatschappij een prijsvraag uitschreef getiteld Wat is 'er tot nu toe
over de natuurlijke historie van ons vaderland geschreeven Wat ontbreekt
'er nog aan en, welke is de beste wijze, waarop de gemelde geschiedenis
zoude dienen geschreeven te worden werden vier antwoorden ontvangen.
Het bestuur zond ze aan Baster ter beoordeling. Zijn antwoord is vervat in
een brief van 4 April 1769 aan de secretaris: ,,Na UEerwde verzogt te
hebben, dat uijt mijn naam de Hren Directeuren der Hollandsche Maatschap
pij ootmoedig zult gelieven dank te zeggen, voor het vertrouwen, dat haar
WelEdl. in mij stellen met mij de vier ingekome Verhandelingen, ter beant
woording op de Vrage over de Natuurlijke Historie van Holland &c. toe te
zenden, en mijn oordeel over de zelve te vragen, zoo neem ik, met alle
vereijschte eerbied, de vrijheijd van te zeggen, dat de Verhandeling no. 3
(tot devies hebbende Nil Scribitur totium) mij de waardigste van de vier
voorkomt. De zelve is wel wat lang en den schrijver toond van Zeeland zeer
weijnig te weeten... doch zij is anders breedvoerig en omstandig, en voldoet...
aan 't laaste of derde der opgegeve vrage. Van de drie andere vind ik no. 1
(Motto: Res ardua vetustis novitatem dare) verre de beste als zijnde zeer
beknopt en zinrijk, en stond het aan mij alleen, ik zoude de schrijver als
zijn naam wilde noemen, een zilveren medaille waardig keuren." De door
Baster als de beste bijdrage aangewezen (no. 3) was van Ds J. F. Martinet.
Zij werd echter ten slotte met de tweede prijs, een zilveren medaille, geho
noreerd. Het antwoord no. 1 werd niet bekroond. De schrijver is onbekend.
De eerste prijs, een gouden medaille werd verleend aan C. Nozeman. De
bekroonde antwoorden werden gedrukt in deel 11 van de Verhandelingen
1769.
Enkele jaren later, in 1772, schreef de Hollandsche Maatschappij een
prijsvraag uit: Welke Boomen, Graanen, Wortels, Peulvruchten en Planten
ons noch bij aankweeking onbekend, zoude men met vrucht in ons Land kun
nen invoeren En welken van dezelven, en van de geenen, die wij bezitten,
kunnen naar de gesteldheid der Lucht en der Gronden, met het meeste
voordeel tot voedsel van Menschen en Dieren in onze gewesten geteeld
worden
Baster zond een uitvoerig antwoord in onder de zinspreukVirtus sibi
ipsa praemium. Het was echter aan de leden van de Maatschappij niet toe-
40