al zijn lidmaatschappen was dat van het Zeeuwsch Genootschap hem het dierbaarst. Hij kende verscheidene leden persoonlijk, met enige had hij bovendien familierelatie. Aan de bibliotheek van het Genootschap schonk hij zijn verhandeling over de Voortteeling der Dieren en Planten (Baster, 1768). Dit was zelfs het allereerste boekgeschenk aan het Genootschap I Na de dood van zijn broeder Alphonsus Baster in 1772 bood hij het exem plaar van de Natuurkundige Uitspanningen uit diens nalatenschap aan voor de bibliotheek van het Genootschap. Ook zagen wij reeds, dat hij tijdens zijn leven natuurhistorische objecten aanbood voor het Museum en zijn schelpenbuffet aan het Genootschap bemaakte. Voor de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap zond hij een brief in over de mislukte tarweteelt (Baster, 1773a) en waarnemingen over luchtgesteldheid, weer, wind en regen welke hij gedurende vele jaren in zijn woonplaats had opgetekend (Baster, 1775; Baster Muller, 1773c) (Aant. 12 en 13). Als resultaat van een correspondentie tussen Baster en Le Francq van Berkhey ,Over een hard geschaald eij van een zee-hoorn' gaf laatstge noemde aan Baster de vrijheid om zijn brief in de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap te publiceren: „vind UE. 't goed aan Uwe Maat- schappije mede te delen, 't staat UE. vrij". (Le Francq van Berkhey, 1773). Ook het Zeeuwsch Genootschap schreef in die jaren herhaaldelijk prijs vragen uit. Baster heeft er weliswaar nooit zelf een beantwoord, maar interesseerde zich voor de beantwoording van een prijsvraag, uitgeschreven in 1771 tegen 1 Mei 1773: Hoe konnen de vallen of grondbraken in de zeedijken voornamelijk die der Provincie Zeeland, best en minst kostbaar voorgekomen worden In een brief van 11 Nov. 1772 aan Te Water vraagt hij„Of er ten opzigte van de vallen in en aan de dijkagien eene verhande ling, na de prijs dingende ingekomen is, die tot zinspreuk heeft ,Dit diend ten nutte voor het strand, Behoud van zeedijk, slik en zand', dezelve is hier van een Dorp-Schoolmeester die zig veel voorstaat, geschreven". Daar Baster geen antwoord van Te Water had ontvangen, informeerde hij er in een brief van 1 Febr. 1773 nogmaals naar. De inzending van de school meester is echter door het Zeeuwsch Genootschap niet bekroond, maar met een brief van lof en dankbaarheid aan de schrijver teruggestuurd (Verh. Zeeuwsch Gen. deel 4, 1775, p. VII). Nadat in 1773 in de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap, 1) Op aanbeveling van Baster was Le Francq van Berkhey op 29 Oct. 1772 tot lid van het Zeeuwsch Genootschap benoemd. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1967 | | pagina 42